Voorcompagnieën
Portugezen
Het Portugese handelsstelsel in Aziatische goederen, waarvan peper verreweg het belangrijkste was, werd rond 1580 gekenmerkt door 'contracten'. Aan een groep kooplieden was toegestaan peper in India en Malakka op te kopen en tegen een vaste prijs in Lissabon aan de Portugese koning te leveren tegen een vaste prijs (het Indisch pepercontract). De zgn. contradores konden de peper weer tegen een hogere vaste prijs van de kroon kopen en in Europa verder distribueren (het Europees contract). Het Portugese koningshuis was in 1580 in rechte lijn uitgestorven. Filips II van Spanje nam de Portugese troon over.
Nederlandse interesse
Aan het eind van de 16e eeuw hadden de Portugezen te kampen met Engelse kapers in het zuidelijk deel van de Atlantische Oceaan. De aanvoer van peper naar Lissabon was na 1592 flink teruggelopen. Hierdoor werden de Nederlandse handelaren op het idee gebracht de aanvoer van peper in eigen hand te nemen. Geld voor deze expedities konden zij wel snel bij elkaar krijgen. De kennis van de geograaf Plancius en zeevaarders die in Portugese dienst reeds naar Indië waren gereisd, zoals Dirck Gerritz. 'China' en Jan Huigen van Linschoten, was daarvoor van groot belang. Lucas Jansz. Waghenaer publiceerde de gegevens van Dirck Gerritz. 'China' in zijn zeeatlas 'Het thresoor der zeevaert' (1592). Jan Huigen van Linschoten had met zijn 'Itinerario' (1596) zelfs een uitgebreide routebeschrijving, koopmansgids en ethnografische werk samengesteld, kennis die hij nauwgezet verzameld had gedurende de jaren 1583 tot 1592 die hij in Portugese dienst was. Hij heeft 5 jaar in Goa verbleven waarna hij weer terugkeerde in Portugal en een half jaar later weer in Holland aankwam in juli 1592.
Aanvankelijk meende men dat er een betere (korter, gezonder en minder vijandelijke schepen) weg naar Indië moest zijn dan de door de Portugezen gebruikte route. Die route zou via Nova Zembla of via Straat Nassau (Joegor Straat) moeten lopen. Er zijn drie expedities om de noordoost geweest, allemaal onder bevel van Willem Barentsz van der Schelling. De eerste expeditie vertrok op 5 juli 1594 en bestond uit drie schepen en een jacht. Alle schepen keerden terug. Op 2 juli 1595 vertrok een vloot van maar liefst zeven schepen (2 van Amsterdam, 2 van Zeeland, 2 van Enkhuizen en één van Rotterdam), die zonder succes op 18 november 1595 weer terugkwamen op de Maas. Na deze twee vergeefse reizen die door de Staat waren bekostigd, zag men af van verdere expedities op staatskosten om de noordelijke route te vinden. De staat stelde wel een aanzienlijke beloning in het vooruitzicht wanneer het nieuwe ondernemingen lukte om de noord te komen. Op kosten van Amsterdam werd in 1596 de derde expeditie uitgerust, bestaande uit twee schepen, één onder Willem Barentsz van der Schelling en Jacob van Heemskerck en één onder Jan Cornelisz Rijp. De namen van beide schepen zijn niet bekend. Beide schepen splitsten om te zien wie van beiden het eerst de Tartarische Zee zou bereiken. Het was echter wederom door ijsgang geen succes en Willem Barentsz. en Jacob van Heemskerck waren genoodzaakt te overwinteren op Nova Zembla. Later, op 6 april 1609, is de Engelse stuurman Henri Hudson in opdracht van de Heren XVII met een vlieboot en 20 man er op uitgestuurd om óf via het noordoosten óf via het noordwesten een zeeweg naar China te zoeken. Ook deze expeditie mislukte. Wel stuitte hij in het noordwesten op een mooi land en mooie rivier, de huidige rivier de Hudson.
Met behulp van Jan Huigen van Linschoten had de Compagnie van Verre, die in 1595 (dus een jaar voor de publicatie van de Itinerario) via de zuidelijke route uitgezonden was, meer succes. Het succes van deze vloot leidde tot het zenden van meer vloten, in het licht van de VOC-geschiedenis de 'Voorcompagnieën' genoemd. Diverse belanghebbenden brachten geld bij elkaar om zo'n expeditie te financieren. Na terugkeer van het schip of de vloot besloten ze of ze opnieuw wilden investeren. Hoe het uitzenden van expedities tot de oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) leidde, is op een aparte pagina schematisch weergegeven.
In het onderstaande overzicht worden de expedities van de voorcompagnieën beschreven.
Expedities van de voorcompagnieën
vertrek | vloot | vlootomvang | retour | ||
1595 | Compagnie van Verre (Eerste Schipvaart) - Amsterdam | 4 schepen (1 verloren) |
10/08/1597 | ||
Eerste expeditie naar Azië met als doel het bereiken van de specerijen-eilanden. De Compagnie van Verre zond drie goed uitgeruste en bewapende schepen uit onder leiding van Cornelis de Houtman (1565-1599) en Gerrit van Beuningen. Dit was de zgn. 'Eerste Schipvaart'. Schipper Pieter Dirksz de Keyser beschikte over de routebeschrijving van Jan Huygen van Linschoten (1563-1611) die de reis eerder met een Portugees schip had gemaakt. De 'Mauritius', de 'Hollandia' en de 'Amsterdam', vergezeld van de kleine pinas 'Duyfken', vertrokken bijzonder goed uitgerust en zwaar bewapend op 2 april 1595 vanuit Texel en arriveerden in Bantam, de belangrijkste peperhaven op West-Java, op 6 juni 1596. De reis verliep moeizaam met veel conflicten en verliezen aan mensenlevens. Op 14 augustus 1597 keerden drie van de schepen, namelijk de Mauritius, Hollandia en Duyfken, terug met 87 overlevenden van de oorspronkelijke 240 bemanningsleden. De Amsterdam is wegens lekkage en bij gebrek aan bemanning achtergelaten en in brand gestoken bij Bawean op 11 januari 1597. Hoewel geen commercieel succes, had de reis bewezen dat de vaart op Azië mogelijk was. | |||||
1598 | Oude Compagnie (Tweede Schipvaart) - Amsterdam | 8 schepen | 1599/1600 | ||
In het begin van 1598 fuseerden in Amsterdam de net in 1597 opgerichte Nieuwe Compagnie met de Compagnie van Verre tot de Oude Oostindische Compagnie om "malcanderen niet te verhinderen" en omdat de Staten-Generaal vond dat de afzonderlijke compagnieën zich moesten verenigen. De compagnie rustte een vloot uit van acht schepen. Deze zogenaamde 'Tweede Schipvaart' was zeer succesvol. Zij voeren op 1 mei 1598 uit onder bevel van Jacob van Neck (1564-1638). De vloot raakte uit elkaar. Van Neck ging met de 'Mauritius', 'Hollandia' en 'Friesland' via Madagaskar naar Bantam. Van Warwick kwam met de 'Amsterdam', 'Friesland', 'Gelderland', 'Utrecht' en 'Zeeland' op Mauritius terecht. Een jaar later kwamen vier rijkbeladen schepen (de 'Mauritius', 'Hollandia', 'Friesland' en 'Overijssel') uit Bantam terug. De andere schepen waren doorgevaren naar de Molukken. Wijbrand van Warwijck (1569-1615) deed met de 'Amsterdam' en 'Utrecht' Celebes, Ambon en Ternate aan en kwam in augustus 1600 weer volgeladen terug. Jacob van Heemskerck (1567-1607) ging met de 'Zeeland' en 'Gelderland' naar Banda. Zij kwamen op 19 mei 1600 met noten, foelie en kruidnagelen weer in Patria aan. Alle schepen van de Tweede Schipvaart bleven behouden. | |||||
Middelburgse Compagnie - Zeeland | 3 schepen (1 verloren) |
1600 | |||
De Middelburgse Compagnie van Adriaan Hendriksz ten Haeff stond onder bevel van Gerard le Roy. De vloot, bestaande uit de schepen 'Zon', 'Maan' en 'Langebark', vertrok op 25 maart 1598. De 'Maan' is echter al snel vergaan; zij is tijdens het afvuren van saluutschoten gekapseisd bij Dover. | |||||
Veerse Compagnie - Zeeland | 2 schepen | 1600 | |||
De Veerse Compagnie van De Moucheron stond onder bevel van Cornelis Houtman. De vloot bestond uit twee schepen; de 'Leeuw' en de 'Leeuwin'. Zij vertrokken op 28 maart 1598 van Veere. | |||||
Rotterdamse Compagnie - Rotterdam | 5 schepen (4 (of 5) verloren) |
||||
De Rotterdamse Compagnie (ook wel Magellaanse Compagnie genoemd; niet te verwarren met onderstaande Magellaanse Compagnie) vertrok op 17 juni 1598 uit het Goereesche Gat en stond onder bevel van admiraal Jacob Mahu. De route zou gaan via Straat Magellan. Muhu stierf op zee en werd vervangen door Simon de Cordes. Tussen de Straat van Magellaan en de kust van Chili dreef de 'Blijde Boodschap' naar het zuiden af, de 'Geloof' keerde naar huis terug en de 'Trouw' werd bij Tidore veroverd. De twee overige schepen besloten in november 1599 naar Japan te zeilen, maar de 'Hoop' ging op de Stille Oceaan verloren. Zwaar beschadigd wist de 'Liefde' op 19 april 1600 Japan te bereiken. De Japanners confisceerden het schip, maar lieten de bemanning vrij en zij wisten al snel een vertrouwenspositie te bereiken bij de Shogun van Japan. Het gevolg was een Nederlands gezantschap in Japan vanaf 1609. |
|||||
Magellaanse Compagnie - Amsterdam | 4 schepen (3 verloren) |
1601 | |||
De Magellaanse Compagnie stond onder bevel van Olivier van Noort en vertrok op 13 september 1598. Ook deze expeditie zou via Straat Magellaan gaan. De vloot bestond uit de schepen 'Mauritius' (van Rotterdam, met van Noort aan boord), 'Hendrik Frederik' (van Amsterdam, en de jachten 'Eendracht' (van Rotterdam) en 'Hoop' (van Amsterdam). | |||||
1599 | Oude Compagnie, 3e equipage - Amsterdam | 3 schepen | 1601 | ||
Vertrokken op 6 april 1599 onder bevel van Steven van der Haghen. De bewoners van Hila op de Noordkust van Hitu vroegen steun van Steven van der Haghen in hun strijd tegen de Portugezen. Dat resulteerde in de eerste vestiging van Nederlanders in Indië, Kasteel Van Verre. Een aanval op het Portugese fort Leitimor op Oost-Ambon mislukte. In oktober 1601 keerden de 'Zon', 'Maan' en 'Morgenster' o.l.v. Steven van der Haghen weer in Patria terug. | |||||
Oude Compagnie, 1e eskader, 4e equipage - Amsterdam | 4 schepen | 1601/1602 | |||
De Oude Compagnie rustte dus in totaal 7 schepen
uit onder opperbevel van Steven van der Haghen (1563-1624, 3e equipage)
en Jacob Wilckens (1e eskader, 4e equipage). Cornelis de Houtman
deed Atjeh aan en sneuvelde in een gevecht met de inlandse
bevolking. |
|||||
Nieuwe Brabantse Compagnie - Amsterdam | 4 schepen | 1601 | |||
De Nieuwe Brabantse Compagnie, onder bevel van Pieter Both, vertrok op 21 december 1599 van Texel. De vloot vertrok gelijktijdig met de vloot van vier schepen van de Oude Compagnie, die zich op 1 januari 1600 afsplitste. De Nieuwe Brabantse vloot bestond uit de schepen 'Nederland', 'Verenigde Landen', 'Nassau' en 'Hof van Holland'. Op 26 april 1600 raakten de 'Hof van Holland' en de 'Nassau' van de rest van de vloot die op 6 augustus Bantam bereikte. | |||||
1600 | Oude Compagnie, 2e eskader, 4e equipage - Amsterdam | 6 schepen | 1602-1604 | ||
Jacob van Neck voerde andermaal het bevel over zes schepen van de Oude Compagnie. De vloot, bestaande uit de 'Amsterdam', 'Dordrecht', 'Haarlem', 'Leiden', 'Delft' en het jacht 'Gouda', vertrok op 28 juni 1600. De 'Haarlem' is in Patani in brand gestoken wegens lekkage. | |||||
Nieuwe Brabantse Compagnie - Amsterdam | 2 schepen | 1602 | |||
De vloot van de Nieuwe Brabantse Compagnie, onder leiding van Guillaume Senescal, bestond uit de 'Zwarte Arend' en de 'Witte Arend'. Ook deze vloot is op 28 juni 1600 vertrokken. | |||||
1601 | Verenigde Zeeuwse Compagnie - Zeeland | 4 schepen | 1602/1603 | ||
De Verenigde Zeeuwse Compagnie (een samenwerking tussen de Veerse Compagnie en de Middelburgse Compagnie) stond onder bevel van Gerard le Roy en Laurens Bicker. Tot de vloot behoorden de 'Zeelandia', 'Langebark', 'Middelburg' en 'Zon'. De vloot vertrok op 28 januari 1601. | |||||
Oude Compagnie - Amsterdam | 5 schepen | 1603 | |||
De vloot van de Oude Compagnie, bestaande uit 'Gelderland', 'Zeelandia', 'Wachter', 'Duifken' en 'Utrecht', stond o.l.v. Wolfert Harmensz. De vloot vertrok op 23 april 1601 van Texel. | |||||
Verenigde Compagnie - Amsterdam | 8 schepen | 1602-1604 | |||
De acht schepen van de Eerste Verenigde Compagnie op Oost-Indie uit Amsterdam stonden onder bevel van Jacob van Heemskerk op de Amsterdam. De vloot bestond uit de 'Amsterdam', 'Hoorn', 'Enkhuizen', 'Alkmaar', 'Zwarte Leeuw', 'Witte Leeuw', 'Groene Leeuw' en 'Rode Leeuw'. De vloot vertrok, net als de vloot van de Oude Compagnie, op 23 april 1601 en ging op 8 mei 1601 uit elkaar in een Atjehsevloot en een Moluksevloot. | |||||
Compagnie van De Moucheron - Zeeland | 3 schepen | 1604 | |||
De vloot van de Compagnie van De Moucheron o.l.v. Joris van Spilbergen, bestond uit de 'Ram', het 'Schaap' en de pinas 'Lam'. De vloot vertrok op 5 mei 1601. |
Bundeling van krachten
De onderlinge concurrentie tussen al deze zogenaamde 'voorcompagnieën' deed de handel geen goed. Er was vooral tussen de Zeeuwen en Amsterdammers felle concurrentie. Die concurrentie drukte de prijzen, terwijl de expedities zeer kostbaar waren. Ook moest de Nederlandse handel beschermd worden tegen de Portugese vijand. Dit nationale belang moest gefinancierd worden uit de winstens van de handelsreizen. Landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) zag dit in en riep in 1598 een vergadering bijeen van alle belanghebbende reders. Geleidelijk aan kwamen de kooplieden tot samenwerking en werd na moeizame onderhandelingen besloten tot het oprichten van één gezamenlijke compagnie, de Verenigde Oostindische Compagnie, die het monopolie kreeg voor alle Nederlandse handel en scheepvaart op Azië. In Delft hadden twaalf kooplieden net op 1 oktober 1601 besloten ook een schip te gaan uitrusten, toen de oprichtingsvergaderingen voor de gezamenlijke compagnie begonnen. Zowel Van Oldenbarnevelt als de Staten Generaal gunden de voordelen van de vaart op Azië niet aan Amsterdam alleen. Dit had zijn weerslag in de organisatiestructuur van de VOC.
Bronnen
[1] Gaastra, Femme S., 2002. De geschiedenis van de VOC. - Zutphen: Walburg Pers, 2002. - 164 p., [nl]
[2] Jacobs, Els M., 1991. Varen om peper en thee : Korte geschiedenis van de Verenigde Oostindische Compagnie. - Zutphen: Rijksmuseum Nederlands Scheepvaart Museum Walburg Pers, 1991. - 96 p., [nl]
[3] Valentijn, François, 2002. Oud en Nieuw oost-Indiën, deel I. - Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, 2002. (Valentijn : beschryving van Oost-Indiën) [nl]