De Kamer van Enkhuizen
De situatie in Enkhuizen
Van de vier kleine kamers heeft Enkhuizen het hoogste bedrag als kapitaal ingelegd, 540.000 gulden. Dit bedrag werd door veel kleine inschrijvers uit Enkhuizen en enkele rike Amsterdamse kooplieden bijeengebracht. Enkhuizen was dan ook na Amsterdam en Haarlem in grootte de derde stad van het huidige Noord-holland. Dit was te danken aan de haringvisserij, waarvan in de hoogtijdagen, ca 1630, meer dan de helft van de totale (ca 500 schepen) Hollandse haringvloot Enkhuizen als thuishaven had. Enkhuizen was gunstig gelegen aan de Zuiderzee en het achterland was goed te bereiken. Door de visserij werden toeleveringsbedrijven aangetrokken waardoor ook de koopvaardij en nijverheid in Enkhuizen groeide.
Van Enkhuizen of één van de andere kleine kamers is geen aparte pakhuis-commissie, zoals bijv. in Amsterdam, bekend.
Het eerste schip dat voor de Kamer van Enkhuizen uitvoer was de Maagd van Enkhuizen. Na de oprichting van de VOC werd deze een belangrijke werkgever in Enkhuizen. Dankzij de inkomsten uit de bloeiende haringvisserij kon in Enkhuizen financiering gevonden worden om schepen voor de VOC uit te reden om in de Oost fortuin te halen.
In de eerste helft van de 17e eeuw bereikten de drie bedrijfstakken visserij, koopvaardij en nijverheid hun hoogtepuint in Enkhuizen. Door de vele oorlogen die de Republiek na 1650 voerde, stortte de visserij in en ook de koopvaardij kreeg het zwaar. Als gevolg hiervan werd ook de nijverheid getroffen. In tijden van vrede kon wel iets van de schade hersteld worden maar dat bleek onvoldoende. Maar niet alleen de oorlogen waren debet aan de achteruitgang. Ook de verzanding van de haveningang heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. Grote schepen konden de haven niet meer bereiken. In Enkhuizen werden de agrarische sector en de bouw van buitenplaatsen belangrijker, maar dat kon het economische verlies niet herstellen. Door de verslechtering van de economische situatie nam het inwoneraantal van Enkhuizen sterk af. Telde Enkhuizen rond 1650 nog 20.000 inwoners, in de 19e eeuw waren het er nog slechts 5.000.
Ondanks de gestage teloorgang van Enkhuizen konden toch gedurende de gehele VOC-tijd 2 à 3 schepen per jaar worden uitgereed. Zie onderstaande tabel.
Huisvesting van de VOC
Na de oprichting van de VOC werd voor de huisvesting van de Kamer van Enkhuizen de Zuider- of Engelse toren toegewezen voor een periode van 20 jaar. Mogelijk hoefde hiervoor aanvankelijk geen huur betaald te worden, maar vanaf 1626, toen de Westindische compagnie een pand in Enkhuizen wilde betrekken en hiervoor door de stad huur werd gevraagd, moest ook de VOC voor de toren huur betalen, 250 gulden per jaar. De Zuidertoren is in 1829 gesloopt maar lag iets ten oosten van de Drommedaris-toren, aan het begin van de Oosterhaven. Beide torens maakten ooit deel uit van een van rond 1400 daterende vesting om de toegang naar de binnenhaven en stad te beschermen. De torens waren in de in de VOC-tijd al voorzien van hoge kappen i.p.v. rondelen.
In 1630 betrok de Kamer van Enkhuizen een eigen gebouw. Voor de nieuwbouw was goedkeuring nodig van de Heren XVII omdat de kosten verdeeld werden over alle zes kamers. Op een aangekocht terrein aan de Wierdijk liet zij een groot, min of meer vierkant gebouw van 120 voet (bijna 40 m.) lang bouwen. Het gebouw had een binnenplaats. In dit Oostindisch Huis waren de kantoren van de Kamer gevestigd maar was voor bijna 90% pakhuis en pakzolder. Op 11 juni 1816 is het gebouw door brand totaal verwoest. Op de afbeelding is dit vierkante gebouw aan de rechterkant in het midden goed te zien (detail stadsplattegrond van Enkhuizen van Hendrick de Leth, 1733; Zuiderzeemuseum Enkhuizen).
Het naast het Oostindisch Huis gelegen Peperhuis bestond uit twee samengevoegde pakhuizen, de een gelegen aan de Wierdijk en de ander aan de Oosterhaven. Beide pakhuizen waren gescheiden door een binnenplaats maar verbonden met elkaar door een overdekte, aan de voorzijde open gang ter hoogte van de verdieping. De gang met trappenhuis liep langs de buitenmuur. Het oostelijke pakhuis met front aan de zeezijde heeft een dubbele trapgevel met o.a. een gevelsteen met het jaartal 1625. Dit pakhuis is als woonhuis annex kantoor en pakhuis gebouwd voor koopman/reder Pieter van Beresteyn. Het huis had vroeger een hoge stenen trap. Daarom zit er nu een deur op de eerste verdieping in de gevel. Dit pand is in 1682 voor 2600 gulden als pakhuis in eigendom gekomen van de VOC en verbonden met het westelijke pakhuis. Het westelijke pakhuis aan de Oosterhaven heeft een gevelsteen met het monogram van de VOC Kamer van Enkhuizen.
Langs de Wierdijk mocht de Kamer in 1714 een pakhuis bouwen. Dit pakhuis zou 140 voet lang zijn maar mocht niet duurder zijn dan 6000 gulden. Waar dit gebouw gestaan heeft is niet bekend maar waarschijnlijk lag het aan de noordkant van het Oostindisch Huis.
Hoewel de meeste VOC-gebouwen aan de Wierdijk in het oosten van de stad lagen, lag de lijnbaan in de noordwesthoek van Enkhuizen, tussen de particuliere lijnbanen bij de Ossemannetjes. Deze lijnbaan is in 1732 gedeeltelijk afgebrand en opnieuw opgebouwd aan de Boereboom.
In 1734 mocht de Kamer van Enkhuizen van de Heren XVII de voormalige brouwerij De Swaan kopen die tegenover het pakhuis was gelegen. Dit pand, dat niet meer dan zes of zeven duizend gulden mocht kosten kon dienst doen als pakhuis. Deze brouwerij zou gestaan hebben achter of zuidelijk van het stadhuis aan de straat langs het stadhuis, de Zwaanstraat of, in de 17e eeuw, de Lange Brughsteiger.
In 1736 wordt er nog een “werf en scheepsstelling” aangekocht. Een ander VOC-gebouw dat volgens een resolutie uit 1736 is aangekocht, is het bootmanspakhuis, kennelijk bedoeld om de uitrusting (equipage) van de schepen in op te slaan. In 1754 werd door de Heren XVII goedgekeurd dat de bouw van een nieuw pakhuis ten noorden van de werf duurder mocht uitvallen dan enkele jaren daarvoor was begroot.
In de Munt van Enkhuizen werden de VOC-munten voor de Kamer van Enkhuizen geslagen.
Scheepswerf
Ten noorden van het Peperhuis lag de scheepswerf tussen de oosterhaven en de Wierdijk, op de stadplattegrond uit 1733 duidelijk te zien boven het Oostindisch Huis. De Heren XVII stonden op 17 maart 1712 toe dat de Kamer van Enkhuizen de naast de eigen werf gelegen scheepswerf kon kopen. Zo werd de werf sterk vergroot.
Op de werf van Enkhuizen zijn in totaal zo'n 120 schepen gebouwd. Volg deze link voor een overzicht van schepen gebouwd op de werf in Enkhuizen. Omstreeks 1730 werkten er ongeveer 200 man op de werf aan de Oosterhaven. Achter de Staverse Poort, schuin tengenover het Peperhuis aan de Wierdijk, bevond zich vroeger een aanlegsteiger voor de sloepen van de VOC-schepen die op de rede lagen omdat zij te diep staken om aan een kade af te meren. Met de sloepen werden lading en bemanning aan en van boord gebracht. Maar hier konden de schepen niet volledig geladen worden en voeren dan gedeeltelijk geladen naar de rede van Texel. Daar werden zij volledig geladen en van bemanning voorzien.
Uitgevaren voor de Kamer van Enkhuizen
Onderstaande tabel toont per jaar het aantal schepen dat van Patria uitgevaren is voor de kamer van Enkhuizen (gebaseerd op de gegevens in de database van de VOCsite).
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Hedendaagse getuigen van VOC-geschiedenis
Van de VOC-gebouwen is alleen het Peperhuis vandaag de dag overgebleven. Het gebouw is door een schenking van de vorige eignaar Zaadhandel Sluis en Groot sinds 1947 in eigendom van de Vereniging Vrienden van het Zuiderzeemuseum. Na een grondige verbouwing werd het Zuiderzeemuseum op 1 juli 1950 geopend. De aan de Wierdijk gelegen overige pakhuizen die nu tot het Zuiderzeemuseum behoren, stonden oorspronkelijk aan een haven elders in de stad en waren van de Westindische Compagnie (WIC). Nadat deze haven gedempt was werden de pakhuizen afgebroken en aan de Wierdijk weer opgebouwd.
Op de foto: het Peperhuis vanaf de Wierdijk. Let op de deur op de eerste verdieping in het midden van het pand; de stenen trap is er niet meer.
Bronnen
- Beers, J.K., en C. Bakker, 1990. - Westfriezen naar de Oost : de kamers der VOC te Hoorn en Enkhuizen en hun recruteringsgebied, 1700-1800.
- Jas, J., M. scharloo en H. van de Wetering, 1996. - Het Peperhuis te Enkhuizen.
-
Overvoorde, J.C. en P. de Roo de la Faille, 1928. - De gebouwen van de Oost-Indische Compagnie en van de West-Indische Compagnie in Nederland.
- VOC Kenniscentrum, bekeken 30 juni 2006, pagina inmiddels offline
- VVV
- Website Zuiderzeemuseum