Joan Maetsuyker
geboren: 14 oktober 1606 in Amsterdam; overleden: 4 januari 1678 in Batavia
Functies bij de Compagnie
• Gouverneur van Ceylon: 1646 tot 1650 • Directeur-Generaal in Batavia: 1650 tot 1653 • Gouverneur-Generaal in Batavia: 1653 tot 4 januari 1678 (overleden)
Biografie
Joan Maetsuycker (ook wel Maatsuiker) werd geboren in Amsterdam op 14 oktober 1606. Hij studeerde in Leuven en promoveerde in de rechten, vestigde zich als advocaat in Den Haag en later bij het gerecht van Amsterdam.
In 1636 kwam hij aan in Batavia. In 1636 werd hij pensionaris bij de Raad van Justitie op het Kasteel Batavia. Hetzelfde jaar werd hij president van de weeskamer; in 1637 president van het College van Schepenen; in 1638 baljuw en in 1640 president van de Raad van Justitie en president van Chinese boedelmeesteren. In 1641 werd hij raad extra-ordinair van Nederlands-Indië. In die functie bewerkte hij bestaande plakkaten, keuren enz. tot een geheel, de zgn. Bataafse Statuten. Het werk werd in 1642 goedgekeurd en van kracht verklaard en dat gebleven gedurende het gehele bestaan van de Compagnie en zelfs door de Engelsen gedurende hun overheersing van Indië overgenomen. Op 19 juli 1644 werd hij door de Hoge Indische regering benoemd tot commandeur van een vloot tegen Goa en Ceylon. Op 27 juli 1644 werd hij nog tot Raad-ordinair van Indië benoemd. In augustus van hetzelfde jaar vertrok hij met 10 schepen en ruim 2000 man naar Goa waar hij een wapenstilstand en grensregeling overeen kwam met de Portugese onderkoning. Terug in Batavia werd hij weer president van het College van Schepenen. Op 5 februari 1646 vertrok hij voor de tweede keer van Batavia naar Ceylon om de geschillen, die tussen landvoogd Jan Thijssen (Payart) en Radja Singa waren gerezen uit de weg te ruimen. Op 30 april 1646 werd hij benoemd tot Gouverneur van de veroverde gebieden op Ceylon met als standplaats Galle (Colombo was toen nog in handen van de Portugezen). Op 24 mei 1646 aanvaarde hij er het bestuur, een gouverneurschap die hij tot 25 februari 1650 zou uitvoeren.
Terug in Batavia werd bij resolutie van 3 oktober 1650 goedgevonden om hem 300 rijksdaalders te geven voor een zeker juweel dat hem door de vorst van Kandi (Ceylon) was gegeven en door de Compagnie behouden (de dienaren van de Compagnie mochten namelijk geschenken van inlandse vorsten ontvangen maar niet zelf behouden). Op 11 oktober 1650 werd hij tot Eerste Raad van Indië en Directeur-Generaal benoemd.
Na het overliiden van de Gouverneur-Generaal Carel Reyniers werd hij op 18 mei 1653 verkozen als voorlopig Gouverneur-Generaal; in 1654 werd deze aanstelling door de Heren XVII bevestigd. Hij is de langstzittende Gouverneur-Generaal ooit geweest (bijna 25 jaar). Zijn bewind vormt een bloeiperiode van de Compagnie, deels ook te danken aan mannen om hem heen als Rijckloff van Goens en Cornelis Speelman. Tijdens zijn bestuur vonden er enkele belangrijke gebeurtenissen plaats. Op Java werd de vrede van Bantam hernieuwd; opstand van Troenadjaja en de eerste Javaanse Oorlog. Er werd herhaaldelijk strijd gevoerd tegen Makassar. Ook waren belangrijke gebeurtenissen de uitbreiding van het VOC-gebied in Voor-Indië (Malabar en Ceylon), onderwerping van Makassar, bezetting van de westkust van Sumatra en de eerste expeditie naar het binnenland van Java. Formosa ging echter in 1662 voor de VOC verloren.
Zes weken na het vertrek van de vloot op 23 december 1661 droomde Maetsuycker tot drie keer toe dezelfde droom dat de Wapen van Holland verging en hij hoorde daarbij vlootvoogd Aernout de Vlaming van Outshoorn, die met vrouw en pasgeboren tweeling aan boord van de Wapen van Holland was, om hulp roepen. Maetsuycker vond dit nogal opmerkelijk en schreef het op. Enkele dagen na de dromen vergingen de Wapen van Holland en drie andere schepen van de vloot (Arnhem, Prins Willem en de Gekroonde Leeuw) inderdaad in een hevige storm bij Mauritius.
Dat het met de handel goed ging ten tijde van Maetsuycker bleek wel uit het feit dat in 1670 een vloot met een lading te waarde van 15 miljoen gulden naar Amsterdam kon sturen hetgeen de VOC een dividend van 60% mogelijk maakte. Nadat de op Ambon werkende Duitse onderzoeker Rumphius blindgeworden was en door de Gouverneur van Ambon aan de kant werd gezet, greep Maetsuycker in en benoemde hem tot een adviseur zodat hij zijn werk voort kon zetten.
Na een kort ziekbed overleed Joan Maetsuycker op 4 januari 1678 in Batavia. Met groot eerbetoon werd hij in de Kruiskerk te Batavia begraven. Maetsuycker werd als landvoogd opgevolgd door Rijckloff van Goens.
Joan Maetsuycker is twee maal getrouwd geweest. Voor zijn eerste echtgenote Haesje Berckmans, overleden in Batavia op 3 juni 1663, kreeg hij op 16 september 1663 goedkeuring om een graftombe in het kasteel Batavia op te richten. Zijn tweede echtgenote, met wie hij in Batavia in augustus 1664 huwde, was Elisabeth Abbema, geboren op 11 november 1638, weduwe van Simon Jacobszn. Cos, de gouverneur van Amboina. Door dit huwelijk werd hij de zwager van Mr. Andries Boogaert en van Sijbrand Abbema, beiden o.a. directeurs van Soeratte. De begrafenis van deze tweede echtgenote, op 20 november 1674 in Batavia is beschreven in het Daghregister van Batavia van 1674; zij werd begraven in het graf van haar moeder Cecilia de Vayer in de Hollandse kerk. Zijn beide huwelijken waren kinderloos; hij liet een groot fortuin na, dat voor een groot deel door zijn neef Willem Maetsuycker, koopman van de VOC in Batavia, geërfd werd; een zuster, die non was, ontving 200.000 gulden, een neef Hendrik de Boer 100.000 gulden.
Bronnen
[1] Encyclopaedie, [s.a.]. Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië : Tweede deel: H-M. - 's Gravenhage: Martinus Nijhoff, [s.a.]. - 662 pp., [nl]
[2] Putten, L.P. van, 2002. Ambitie en onvermogen : gouverneurs-generaal van Nederlands-Indië 1610-1796. - Rotterdam: Uitgeverij ILCO-productions, 2002. - 192 p., [nl]
[3] Stokram, A., 1993. Korte beschryvinge van de ongeluckige weer-om-reys van het schip Aernhem. - Amsterdam: Terra Incognita, 1993. - 72 p., [nl]
[4] Wijnaendts van Resandt, W., 1944. De gezaghebbers der Oost-indische Compagnie op hare buiten-comptoiren in Azië. - Amsterdam: Uitgeverij Liebaert, 1944. - 316 p., [nl]