Joan Gideon Loten

geboren: 16 mei 1710 in Utrecht; overleden: 25 februari 1789 in Utrecht

Functie bij de Compagnie

• Gouverneur van Ceylon: 30 september 1752 tot 1756

Biografie

Op 28 december 1731 is Joan Gideon Loten als onderkoopman met het schip "Beekvliet" uit Amsterdam uitgevaren. Hij kwam in 1732 in Batavia aan. Als een van weinigen van zijn tijdgenoten toonde hij grote belangstelling voor de natuur, in het bijzonder voor de fauna van zijn omgeving, vandaar zijn vele uitstapjes in de omgeving van Batavia. Lang is hij daar niet gebleven; op 10 Juni 1733 werd hij benoemd tot fiscaal van Java's N.O. kust en werd geplaatst in Semarang. Ook in Semarang maakte hij excursies in de omgeving, o.a. in november 1740 met von Hohendorff, toen zij zekere oudheden van Java ‘met zeer bijzondere aandacht’ in oogenschouw namen. Op 28 juli 1739 werd hij 1e administrateur in Semarang. Op 3 februari 1741 werd Loen 1e administrateur van het eiland Onrust. Op 20 augustus 1743 werd hij benoemd tot opperkoopman en geheimschrijver van de Gouverneur-Generaal in Batavia. Op 24 december 1743 werd hij benoemd tot gouverneur van Makassar, waarheen hij zich op 2 maart 1744 inscheepte. Hij is daar gebleven tot 1750 toen hij het bestuur van Makassar overgaf aan Cornelis Rosenboom. Op 2 september 1749 werd hij benoemd tot extra-ordinair Raad van Indië en als zodanig geïntroduceerd op 3 september 1750. Hij werd colonel der burgerij in Batavia op 15 januari 1751. Op Java viel hem, als commissaris van de Indische regering, in 1752 tijdens de oorlog tegen de sultanspartij in Bantam de moeilijke taak te beurt om de bejaarde regent tot onmiddellijke abdicatie ten behoeve van de kroonprins over te halen, terwijl hij tegelijkertijd de overbrenger was van een ontwerp-overeenkomst waardoor het eens zo trotse Bantam tot een leenrijk van de Compagnie werd verlaagd. Op 13 juni 1752 werd Loten aangesteld als gouverneur en directeur van Ceylon waar hij op 30 september d.a.v. in Colombo als zodanig in functie trad. Hij vertrekt van Ceylon op 17 maart 1757 en neemt weer zitting in de Raad van Indië op 19 april d.a.v. als Raad ordinaris. Hij wordt op 14 oktober 1757 naar Nederland "verlost" en benoemd tot admiraal van de retourvloot en tot commissaris over de Kaap de Goede Hoop. Hij vertrekt van Batavia op 29 oktober 1757 naar patria als admiraal van de retourvloot.

Na zijn terugkeer uit Indie vestigde hij zich in zijn geboorteplaats Utrecht. Na enkele jaren vestigde hij zich in Fulham bij Londen; ook daar legde hij zich ijverig op de beoefening van dier- en plantkunde toe. In november 1775 reisde Loten voor familieaangelegenheden naar de Kaap, kwam daar in februari 1776 aan en reisde weer terug in maart 1777. Hij is niet tot zijn dood in Engeland gebleven, maar weer terug naar Nederland verhuisd, waar hij weer in Utrecht ging wonen. Loten overleed op 25 februari 1789. Hij werd in de Jacobikerk begraven, zijn derde vrouw, maar geen kinderen, nalatende. Op 2 mei 1791 werd zijn wapen in die kerk opgehangen.

Joan Gideon Loten was geboren in Utrecht (Maartensdijk volgens NNBW) op 16 mei 1710 als zoon van Mr. Jan Carel Loten, secretaris van den Lekdijk - benedendams, en van Maria Aertsen van Juchen. Joan Gideon Loten trouwde voor de eerste keer op 25 augustus 1733 met Anna Henriette van Beaumont, geboren in Kaap de Goede Hoop op 13 november 1716 en overleden in Colombo op 10 augustus 1755. Anna Henriette was de dochter van Cornelis van Beaumont, fiscaal-independent aan de Kaap, en van Deliana Blesius. Haar grafsteen is nog te zien in de Wolvendaalkerk in Colombo, waarop tevens is vermeld het overlijden op 30 juli 1755 van een zoontje van haar dochter, die gehuwd was met opperkoopman Van der Brugghen. Loten trouwde voor de tweede keer in Bansted, Surray, op 4 juli 1765 met Letitia Cotes, overleden op 11 juli 1810, dochter van Digby Cotes en Elisabeth Bannister. Uit zijn eerste huwelijk had hij een dochter Arnoldina Deliana.

Uit de aantekeningen die zijn platencollectie vergezelden, blijkt dat zijn tekenaar De Beveren in Indië achtergebleven is. De volledige titel is "Aanteekeningen om indertijd te kunnen dienen tot het in order brengen van het geene ik successive heb verzameld zo in tekenen naar het leeven als geschriften om eenig licht te kunnen bijbrengen tot de natuurlijke historie van O.I. en voornamelijk van Java, Celebes en Ceylon" (25 december 1754). Ten behoeve van zijn Engelse vrienden en belangstellenden schreef hij veel van zijn aantekeningen in het Engels. Zijn platen hebben o.a. dienst gedaan voor George Edwards' "Gleanings of natural history" (3 dln. 1758-64) en Brown's vervolg daarop "Illustrations of zoology". Op haar beurt zijn die kopieën weer gebruikt voor andere geillustreerde werken. Onder zijn platen schijnen ook enkele van hem zelf te schuilen, want ook hij beoefende de teken- en schilderkunst. Na zijn dood is de verzameling in onbekende handen gekomen, tot zij in 1885 op een boeken-auctie van de firma Mart. Nijhoff in Den Haag in het bezit kwam van de heer P.J. van Houten [NNBW].

Bronnen

[1] Molhuysen, P.C., en P.J. Blok (red.), 1911-1937. Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (NNBW) . - Leiden: A.W. Sijthoff's Uitgevers Maatschappij, 1911-1937. [nl]
[2] Wijnaendts van Resandt, W., 1944. De gezaghebbers der Oost-indische Compagnie op hare buiten-comptoiren in Azië. - Amsterdam: Uitgeverij Liebaert, 1944. - 316 p., [nl]