Jacob van Loo

geboren: in Amsterdam;

Functies bij de Compagnie

• Opperhoofd van Tonkin: 1691 tot 1700
• Eerste administrateur van het graanmagazijn in Batavia: 24 juni 1700
• Koopman: 8 november 1700
• Vaandrig van de getrouwde pennisten: 10 juni 1718

Biografie

Jacob van Loo kwam in 1674 als ondermeester (= 3e chirurgijn) met het schip "’t Wapen van Zierikzee" voor de Kamer van Zeeland in Indië. Hij was vanaf 1691 opperhoofd in Tonkin, tot bij resolutie van de Indische regering van 2 juni 1699 (Realia. Register van de generale resolutiën van het Kasteel Batavia, 1632-1805) besloten werd het comptoir in Tonkin definitief te sluiten en kwam hij met het personeel vandaar op 8 februari 1700 in Batavia aan. Op 24 juni 1700 werd hij eerste administrateur van het graanmagazijn te Batavia. Op 8 november 1700 koopman; 10 Juni 1718 vaandrig van de getrouwde pennisten. Op 20 augustus 1728 werd zijn Compagnies dienst beëindigd. Over zijn verblijf in en vertrek uit Tonkin worden wij ingelicht door Valentijn, die daarover als volgt schrijft (Valentijn, Oud- en Nieuw Oost-Indiën, dl. III, 2e stuk, p. 31): "Wat geweldenarijen desen Heer (zoo hij mij zelf wel verhaald heeft) van tijd tot tijd door den Koning aangedaan zijn, is niet wel op te noemen. Zelf is hij in persoon ook verscheiden maalen gevangen gezet, als ’t geschenk haarer Edelheden, na ’s Konings gedachten, te gering, of niet naar zijn zin was." "Op order harer Edelheden van 1699, op 8 Febr. 1700 met het jachtje de Caeuw met zijn secunde Cornelis de Flines en met onze gansche omslag vandaar te Batavia gekomen, waarna niet meer op dat rijk gehandeld."

Bron

[1] Wijnaendts van Resandt, W., 1944. De gezaghebbers der Oost-indische Compagnie op hare buiten-comptoiren in Azië. - Amsterdam: Uitgeverij Liebaert, 1944. - 316 p., [nl]