Hendrik Breton

Functies bij de Compagnie

• Landvoogd van Ternaten: 1766 tot 1767
• Landvoogd van Amboina: 1767 tot 1770
• Raad ordinaris van Indië in Batavia
• Directeur-Generaal in Batavia
• Directeur-Generaal in Batavia

Biografie

Hendrik Breton, een Amsterdammer, die met de Magdalena op 17 februari 1736 voor Hoorn was aangekomen in Batavia, werd na de laagste rangen doorlopen te hebben eerst Gouverneur van Ternate, welk ambt hij nog geen jaar bekleedde (1766-1767), daarna Gouverneur van Amboina (1767-1770) en Raad-ordinair. Hij klom later in Batavia tot Eerste Raad en Directeur-Generaal van de Handel op, de hoogste post na die van Gouverneur-Generaal. In deze verantwoordelijke betrekking moet hij op min oirbare wijze de Compagnie hebben gediend. Een tekort van een millioen in de Grote Kas was de van dien hoogen post smadelijk werd ontheven en naar Europa teruggezonden. Dit tekort had eigenlijk al lang ontdekt moeten zijn omdat hiervan al geruchten de ronde deden tijdens het bewind van „den voorbeeldigen" landvoogd Van der Parra, zoals deze door zijn vereerders genoemd werd vanwege zijn vroomheid en godsdienstzin. Zoals het wel meer gaat, Breton moest boeten voor de fouten van zijn voorgangers, onder wiens slordig beheer dit tekort was ontstaan.

Nu waren de families Van der Parra en Breton niet alleen zeer bevriend, maar zelfs ook nauw verwant, door het huwelijk van de enige zoon van Van der Parra, Petrus Albertus, met Catharina Geertruida Breton, de dochter van de Directeur-Generaal en Sara Maria van Oordt, weduwe van de Resident van Grissé Arnoldus van Suchtelen. Beschermd door zulke machtige relaties, werd van het wanbeheer der Groote Kas niet gerept en stapelde zich het ene tekort op het andere, totdat Van der Parra overleden en opgevolgd was door Mr. W. A. Alting. De nieuwe Gouverneur-Generaal was Breton niet goed gezind; de bom barstte en Breton werd niet gespaard. Hij werd op 15 juli 1783 naar Nederland verlost en aanvaardde de terugreis als Admiraal en Chef van de retourvloot en Commissaris aan de Kaap de Goede Hoop. In Nederland aangekomen, schreef hij vermoedelijk een stuk te zijner rechtvaardiging in het Utrechtsche blad De Oost en West-Indische post No. 22 van het jaar 1784, waarin hij zich o.a. bitter beklaagt over Alting.

Bron

[1] Wall, V.I. van de, 1928. De Nederlandsche oudheden in de Molukken. - 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1928. - 311 pp., [nl]