Constantijn Ranst (de Jonge)

geboren: 1635 in Amsterdam; overleden: 10 januari 1714 in Amsterdam

Functies bij de Compagnie

• Secunde van Deshima (Japan): 1663
• Opperhoofd van Tonkin: 1665 tot 1667
• Opperhoofd van Deshima (Japan): 6 november 1667 tot 25 oktober 1668
• Raad extra-ordinaris van Indië in Batavia: 1668 tot 1669
• Directeur van Bengalen: 1669 tot 1673
• Raad van Indië in Batavia: 22 juli 1675 tot 1678 (gerepatrieerd)
• Opperhoofd van Deshima (Japan): oktober 1683 tot oktober 1684
• Opperhoofd van Deshima (Japan): oktober 1686 tot oktober 1687

Biografie

Bij resolutie van 12 juli 1662 van G.G. en Raden wordt besloten Constantijn Ranst als onderkoopman in plaats van Van Hogenhoeck naar Japan te zenden. Daar is hij op 9 mei 1663 koopman en secunde. Op 15 september 1665 wordt hij opperhoofd in Tonkin en krijgt toestemming om zijn vrouw mee te nemen. Op 19 april 1667 wordt hij benoemd tot opperhoofd in Japan. Hij komt op Deshima aan in september d.a.v. en vertrekt vandaar in september 1668. Hij wordt benoemd tot extra-ordinair raad van Indië en neemt op 27 november 1668 als zodanig zitting in die raad. Op 8 april 1669 wordt hij directeur van Bengalen. Bij resolutie van 28 juli 1673 wordt besloten om hem naar Batavia te laten komen. Bij zijn vertrek daarheen is op 5 augustus d.a.v. de directie van Bengalen bij provisie gesteld onder verantwoording van Jacob Verburgh en Pieter Hofmeester samen. Hofmeester overlijdt echter en wordt vervangen door Herman Fentze.

Ranst komt op 18 januari 1674 met zijn vrouw met 4 schepen, waarvan een op de Fransen was veroverd, en met een lading ter waarde van 916792 gulden in Batavia aan. Hij logeert bij de Gouverneur-Generaal. Ranst wordt raad van Indië op 22 juli 1675. Bij resolutie van 13 oktober 1677 wordt hij verlost naar Patria en vertrekt als admiraal van de retourvloot in 1678. Hij vestigde zich te Amsterdam, waar hij in 1678 kapitein der burgerij, in 1679 commissaris en in 1692 commissaris van 't Zandpad in 't Noorderkwartier wordt. In de zg. Verzameling Hudde, behoorende tot de Koloniale Archieven van vóór 1795 en beschreven in Verslag Alg. Rijksarchief 1p26, bijl. VI, komt onder nr. 36 voor een „Brief van Constantijn Ranst, gewezen Raad van Indië aan Johan Hudde, bewindhebber der O.I.C., betreffende een kwestie van 196.000 ropijen, voor welk bedrag de O.I.C. door de Mooren in Bengalen zou zijn opgelicht, 1682", met bijlagen. Nog eenmaal kwam hij naar Indië terug en was van 1683 tot 1684 nog eens opperhoofd in Japan.
Constantijn Ranst was geboren in Amsterdam en er gedoopt in de Oude Kerk op 28 oktober 1635. Hij is overleden in Amsterdam op 10 januari 1714.
Constantijn Ranst huwde voor de eerste keer in Batavia op 24 april 1664 met Hester Hartsinck, dochter van Carel Hartsinck, toenmalig directeur-generaal van Indië, en van Sara de Solemne. Hij trouwde voor de tweede keer in Rotterdam op 21 oktober 1685 met Maria de Vogel, weduwe met één kind van Balthasar Bort, die in Malakka gouverneur is geweest.

Bronnen

[1] Vermeulen, Ton, 1986. The Deshima dagregisters : their original tables of contents : Vol. I 1680-1690 . - Leiden: Center for the History of European Expansion, 1986. - 127 p., [en]
[2] Viallé, Cynthia, en Leonard Blussé, 2010. The Deshima dagregisters : their original tables of contents : Vol. XIII 1660-1670. - Leiden: Institute for the History of European Expansion, 2010. - 421 p., [en]
[3] Wijnaendts van Resandt, W., 1944. De gezaghebbers der Oost-indische Compagnie op hare buiten-comptoiren in Azië. - Amsterdam: Uitgeverij Liebaert, 1944. - 316 p., [nl]