Jan Pietersz. Coen

geboren: 8 januari 1587 in Hoorn; overleden: 21 september 1629 in Batavia

Functies bij de Compagnie

• Gouverneur-Generaal: 30 april 1618 tot 1 februari 1623
• Gouverneur-Generaal: 30 september 1627 tot 21 september 1629

Biografie

 

Jan Pietersz. Coen (in Valentijn)Jan Pieterszoon Coen werd geboren en gedoopt in Hoorn op 8 januari 1587. Het was in die tijd met hoge zuigelingsterfte gebruikelijk om zo snel mogelijk na de geboorte, liefst dezelfde dag nog, het kind te laten dopen. In 1601 ging Coen voor een handelsopleiding naar Rome. Op het kantoor van Justus Pescatore (Joost de Visser) leerde Coen een nieuwe manier van boekhouden; het zgn. dubbel boekhouden met een grootboek, dagboek en kasboek. Op 22 december 1607 vertrok hij in dienst van de in tussentijd opgerichte Verenigde Oostindische Compagnie aan boord van de Hoorn naar Indië in de voor een 20-jarige starter vrij hoge rang van onderkoopman. Het schip maakte deel uit van een vloot van 13 schepen die onder leiding van Pieter Willemsz. Verhoeff stonden. Begin april 1609 bereikten de schepen Banda. Het doel van de reis was om op Banda het alleenrecht op de handel in nootmuskaat en foelie en in de Molukken dat op de handel in kruidnagelen te verkrijgen. De komst van de Hollanders op Banda doet de bevolking vluchten uit de buurt van de Hollanders. Toen de toestemming om een fort te mogen bouwen niet snel genoeg kwam werd alvast begonnen met de bouw. Toen de Bandanezen de Hollanders uitnodigde voor een overleg op het strand was er niemand. De Bandanezen zouden bang zijn voor de zwaar bewapende soldaten. Daarop ging Verhoeff en een drietal mannen van de Raad zonder soldaten naar de Bandanezen. Zij liepen in een hinderlaag en werden vermoord. De toegesnelde soldaten zorgden voor nog meer doden. Daarop gingen de Hollanders op strooptocht, staken schepen in brand, plunderden huizen en vermoordden bewoners. Uiteindelijk tekenden de Bandanezen het verdrag maar het bleef onrustig. Deze ervaring zou de houding van Jan Coen ten opzichte van de Bandanezen bepalen. Op 28 juni 1611 keert Coen aan boord van de Hoorn weer terug bij Texel. Hij schreef een uitvoerig rapport voor de Heren XVII over zijn visie over hoe de VOC in Indië het beste kon opereren.

In 1612 maakte Coen als opperkoopman en commandeur van twee schepen een tweede reis naar Indië, deze keer aan boord van de Galiasse. Toen hij in Bantam aankwam bleken Nederlanders vermoord te zijn en de pakhuizen met goederen verbrand. In oktober 1613 werd hij in Indië aangesteld als boekhouder-generaal van alle kantoren en tot president van de kantoren te Bantam en Jakatra, het latere Batavia. Bantam was de centrale handelsplaats op Java en het directeurschap van dat kantoor was daarom belangrijk in de organisatie van de VOC. Tussen Bantam en de VOC waren de relaties echter gespannen, omdat het hof niet graag zag dat de Compagnie te dominant werd in de regio. Ondanks zijn ongezouten kritiek op alles en iedereen, inclusief de Heren XVII, werd Coen in 1614 Directeur-Generaal, in Indië de hoogste functie onder de Gouverneur-Generaal. Op 30 april 1618 bereikte Coen het bericht met de Tholen dat hij op 25 oktober 1617 door de Heren XVII benoemd was tot Gouverneur-Generaal. De zittende Gouverneur-Generaal, Laurens Reael, werd teruggeroepen.

Als Gouverneur-Generaal richtte Coen zich in eerste instantie op het realiseren van de wens van de VOC, opgesteld door Matelief, een centraal hoofdkwartier, een zgn. rendez-vous, te hebben. Bantam bleek daartoe minder geschikt vanwege de onenigheden met Chinezen, Bantammers en Engelsen. Ook de Molukken waren afgevallen; Java was te zeer belangrijk voor de voedselvoorziening. Coen liet daarom steeds meer goederen van de Compagnie overbrengen naar de pakhuizen in Jakatra, waar de VOC sinds 1610 een factorij had. Omdat hij de pangeran of regent van Jakatra niet vertrouwde, bepaalde Coen in 1618 dat daar een fort gebouwd moest worden. De pakhuizen werden om gebouwd tot fort. Dan beginnen de Engelsen recht tegenover het Hollandse fort ook een versterking te bouwen. Dat kon toch echt niet volgens Coen, hij viel de Engelsen aan en liet alles platbranden. Een paar dagen later verscheen een Engelse vloot van 11 schepen voor de kust terwijl er maar 7 Nederlandse schepen waren. Daarom liet Coen een bezetting op het fort achter en vertrok zelf naar de Molukken om zoveel mogelijk versterking te halen. Toen hij terugkwam was het fort nog in Nederlandse handen. De bezetting had wel alle kisten opengebroken en goederen gestolen. Met zo'n 1000 man werd Jacatra ingenomen en platgebrand. De Engelsen vluchtten. Daarna werd Jacatra opnieuw opgebouwd. Het nieuwe fort werd negen keer zo groot als het oude. Op 18 januari 1621 werd Jakatra officieel "Batavia" genoemd, hoewel Coen het liever "Nieuw Hoorn" had genoemd. De tweede belangrijke doelstelling van Coen als Gouverneur-Generaal was het realiseren van het monopolie in de handel in nootmuskaat en foelie. Die specerijen werden uitsluitend op de Banda eilanden geproduceerd. Hoewel de bevolking contracten met de VOC had afgesloten, leverde zij toch aan de Engelsen. Coen koos voor een harde aanpak en verscheen in 1621 met een grote expeditiemacht voor Lontor. Het eiland werd stormenderhand genomen. Dit is één van de zwartste bladzijden uit de geschiedenis van de VOC. Vele bewoners, zowel mannen, vrouwen als kinderen, werden gedood, dorpen platgebrand en schepen vernield. Honderden Bandanezen worden als slaven naar Batavia gebracht. Meer dan 40 van de belangrijkste Bandanezen worden gevangen genomen. Nadat er een complot tegen Coen was ontdekt werden zij hiervan beschuldigd. Zij werden langdurig gemarteld en uiteindelijk werd aan Japanners de opdracht gegeven hen te onthoofden. De hoofden werden op bamboespiezen gestoken. Slechts twee van hen wisten te ontsnappen. Veel Compagnie-dienaren en ook de Heren XVII vonden deze handelswijze veel te ver gaan. Coen had de vrijwel ontvolkte Banda-eilanden nu wel onderworpen. Hierna richtte Coen zich ook op China. De strategie van geweld die Coen op Java en Banda had gevolgd werkte echter niet bij het Chinese keizerrijk. Op 22 juni 1622 verschijnt een vloot van acht schepen met 1024 man voor Macao om deze plaats op de Portugezen te veroveren en zoveel mogelijk Chinezen gevangen te nemen om het Batavia te laten bevolken en in te zetten voor de bouw van de forten. De aanval mislukt. De aan land gebrachte voorraad buskruit wordt door een Portugese voltreffer geraakt en in één hele grote klap was er ineens een tekort aan buskruit. Daarop moesten de Hollanders de aftocht blazen. Er werden nog wel 1050 niets vermoedende Chinezen gevangen genomen, maar er overleefden maar 33 van hen de reis naar Batavia. Toen de schepen terugkeerden in Batavia was Coen al naar Nederland vertrokken.

Op 1 februari 1623 droeg Coen zijn functie van Gouverneur-Generaal over aan Pieter de Carpentier en keerde, op eigen verzoek gedaan in 1620, terug naar de Republiek. Hij bereikte Texel in september 1623 en werd daar met veel eerbewijzen ontvangen en werd bewindhebber van de VOC in de kamer Hoorn. Hij stelde ook een reglement op voor de handel van Nederlandse vrijburgers in Azië, dat grotendeels overeenkwam met zijn ideeën uit 1614. Het werd door de Heren XVII goedgekeurd. Op 3 oktober 1624 was hij opnieuw benoemd tot Gouverneur-Generaal. Hij werd echter ziek en het geplande huwelijk en het vertrek naar Indië werden uitgesteld. In februari 1625 trouwde Coen met de 19-jarige Eva Ment. De Engelsen, die in hem een geducht tegenstander zagen, probeerden te verhinderen dat hij naar Indië zou vertrekken. De Ambonse Moordzaak waarbij Engelsen geëxecuteerd waren, was een aanleiding voor een flinke rel tussen Nederland en Engeland. In maart 1620 bereikte Batavia het bericht dat er een verdrag tussen Nederland en engeland was gesloten. Een derde deel van de kruidnagel- en muskaatnoot-oogst moest aan de Engelsen gegund worden. Als gevolg hiervan hadden de Engelsen een fortje op Ambon gevestigd. Inclusief slaven en bedienden had het een bezetting van 20 man. Op een avond werd in het Nederlandse fort een Japanner, die hier niet mocht komen, aangetroffen. Deze man vertelde bij ondervraging dat de Engelsen het plan hadden om op nieuwjaarsdag de VOC-vestiging te overvallen. Gouverneur Van Speult laat alle Engelsen arresteren en martelen waarna ze bekenden. Op twee na werden alle Engelsen op 27 februari 1623 geëxecuteerd. De twee kregen toestemming de Engelse bezittingen naar de Engelse vestiging in Batavia te brengen. Hoewel Coen tijdens het incident al op thuisreis was werd hij door de Engelsen toch verantwoordelijk gesteld voor deze slachtpartij. Engeland eiste dat de schuldigen aan de moorden in Nederland terechtgesteld zouden worden. Het proces dat volgde duurde enkele jaren maar iedereen werd uiteindelijk vrijgesproken. Vanwege deze zaak geboden de Staten-Generaal de Heren XVII om Coen voorlopig niet naar Indië te sturen. In maart 1627 vertrok hij echter in cognito aan boord van de Galiasse wederom naar Indië, vergezeld door zijn vrouw met hun één jaar oude dochtertje Geertruid en de broer en zuster van Eva. Onder het niet zo waakzaam oog van de Engelsen, die er zo fel op tegen waren dat Coen naar Indië vertrok, ging de reis via het Kanaal langs Engeland. Pas op 1 april, bij de Kaap Verdische Eilanden, maakte Coen zich bekend en hees de commandeursvlag. Op 30 september 1627 begon hij aan zijn tweede ambtsperiode als Gouverneur-Generaal. Na zijn komst verlieten de Engelsen Batavia en vestigden hun hoofdkwartier in Bantam.

Tijdens Coens tweede ambtstermijn werd Batavia tweemaal, in 1628 en in 1629, belegerd door de vorst van Mataram Sultan Agoeng die zijn macht op Java wilde uitbreiden. Beide belegeringen werden goed doorstaan, mede omdat het vijandelijke leger slecht bewapend was en veel te weinig voedsel bij zich had. Bij de eerste belegering waren de Javanen die slechts bewapend waren met speren en krissen geen partij voor de Nederlandse kanonnen en musketten. Duizenden doden en gewonden vielen aan Javaanse zijde. Tijdens het tweede beleg overleed Coen echter plotseling, op 21 september 1629. De lichte ziekte waaraan hij leed verergerde heel plotseling. De volgende dag is hij begraven in het stadhuis omdat de kerk tijdens het eerste beleg was afgebrand. De dag van de begrafenis kwam Jacques Specx in Batavia aan, kon nog net de begrafenis bijwonen en kon Coen direct opvolgen. Na het voltooien van de Hollandse kerk is het gebeente van coen naar deze kerk overgebracht.

Tijdens zijn leven was Coen bij velen niet geliefd om zijn felle kritiek op een ieder, die het niet met hem eens was. Soms ontzag hij zelfs de Heren XVII niet, die hem dan een reprimande gaven. Maar in algemene zin hebben zij het door hem gevoerde beleid niet afgekeurd. Coen was streng voor zijn minderen en meedogenloos voor zijn tegenstanders. Hoewel hij in een weinig zachtzinnige periode van de geschiedenis leefde, was het geweld dat hij bereid was te gebruiken om zijn doelstellingen te bereiken zelfs voor menig tijdgenoot te veel. Voor Coen was succes in de handel eigenlijk alleen mogelijk onder de paraplu van een politiek en militair krachtige positie.

Bronnen

[1] Encyclopaedie, [s.a.]. Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië : Eerste deel: A-G. - 's Gravenhage: Martinus Nijhoff, [s.a.]. - 619 pp., [nl]
[2] Putten, L.P. van, 2002. Ambitie en onvermogen : gouverneurs-generaal van Nederlands-Indië 1610-1796. - Rotterdam: Uitgeverij ILCO-productions, 2002. - 192 p., [nl]
[3] Spruit, R., 1987. J.P. Coen : dagen en daden in dienst van de VOC. - Houten: De Haan, 1987. - 128 p., [nl]
[4] Valentijn, François, 2003. Oud en Nieuw oost-Indiën, deel IV/A. - Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, 2003. [nl]