Arakan en Birma

Overzicht van de vestigingen

Birma

Arakan

Mrohaung (nu Mrauk U) — van 1610 tot 1665, comptoir, met onderbreking(en). Residentie van de lokale vorst. Belangrijkste producten: slaven en rijst.

Birma

Siriangh (ook wel Syriam) — van 1635 tot 1679, comptoir. Belangrijkste producten: slaven en rijst.
Pegu — comptoir.
Ava — van ca. 1635 tot 1679, comptoir. Belangrijkste producten: indigo, salpeter, kwikzilver en vermiljoen.
Martaban — vanaf ca. 1660, comptoir.

Mrohaung in Koninkrijk Arakan

Nadat de VOC factorijen op de Coromandelkust had gevestigd, wilde zij de mogelijkheden van handel met Bengalen en Arakan (ook geschreven als Arrakan), de westelijke kuststrook van het huidige Myanmar, verkennen. De twee afgezanten Pieter Willemsz en Jan Gerritsz Ruyll kwamen op uitnodiging van Koning Razagri in 1607 in Mrohaung in Arakan aan. Hij bood hen vrije handel aan en hoopte op steun in het verdrijven van de Portugezen. De gezanten kwamen in mei 1608 terug in Masulipatam en in september 1610 besloot van Wesick, gouverneur van de factorijen aan de Coromandelkust, om bij wijze van proef een samenwerking aan te gaan met een reeds gevestigde factorij in Mrohaung (tegenwoordig officieel Mrauk-U geheten), de hoofdstad van Arakan. De koning wilde echter dat de Hollanders een fort zouden bouwen in Dianga. Hoewel de VOC wel verschillende acties samen met de Arakanezen tegen de Portugezen uitvoerde, had zij echter, gezien de geringe winsten die in dit gebied te behalen waren, geen behoefte om al te veel betrokken te raken in de oorlogen en in 1620 trok de VOC zich terug uit Arakan.

Maar er bleef wel belangstelling voor Arakan en vanaf 1623 kochten de Nederlandse schepen daar slaven, krijgsgevangen gemaakt tijdens acties (de zgn. feringhi-tochten) tegen Bengalen, in en de overmaat aan rijst die daar nu geproduceerd werd als gevolg van het inzetten van veel slaven in de rijstvelden. Begin 1625 kwam Paulus Cramer Heyn aan het hoofd van een nieuw gebouwde stenen factorij in Mrohaung. Jan Pieterszoon Coen zond vanuit Batavia een gezant naar Mrohaung om de samenwerking tegen hun gezamenlijke vijand te bespreken en een contract af te sluiten voor export van rijst en slaven. Er was een grote vraag naar de Bengaalse slaven omdat op de Banda Eilanden de VOC de hele oorspronkelijke bevolking had uitgemoord en verjaagd en nu haar dienaren toestond het land met slaven te bewerken. Daarnaast kon de VOC na 1628 vanwege de oorlogen met Mataram niet beschikken over voldoende rijst van Java en omdat ook de rijstplantages op de Banda-eilanden geen succes waren, had de VOC belangstelling voor de rijst uit Arakan en Siam. Hoewel er nog een gezant naar Batavia was gezonden kwam er van de besprekingen niet veel terecht en werd de factorij in 1631 voor de tweede keer gesloten. Maar de handel door vrijburgers van Batavia bleef wel doorgaan.

In 1633 zond Koning Thiri Thudhamma twee gezanten naar Batavia om de VOC uit te nodigen om hun factorij in Arakan weer opnieuw te openen. De VOC had een blokkade gelegd om Malacca en kon de voedselleverancies vanuit Arakan goed gebruiken. Daarop gingen twee Nederlandse schepen met een lading goederen voor de verkoop met de gezanten terug naar Arakan. In 1635 heropende Adam van der Mandere de factorij. Aanvankelijk verliep de handel voorspoedig. Maar er kwamen al snel moeilijkheden. De koning wilde een militaire alliancie en toen hij hoorde dat een afvaardiging van de Mogols in Batavia was ontvangen, schreef hij een boze brief aan de gouverneur-generaal dat de Mogols zijn vijanden waren. De relatie van van der Mandere met de koning werd slechter en slechter. Daarom en omdat de boekhouding onzorgvuldig werd gehouden, werd Van der Mandere door Gouverneur-Generaal Anthonio van Diemen overgeplaatst. Zijn opvolger in Mrohaung, Arent Jansen van der Helm, kon zeer goed overweg met de koning Narabadigri (1638-45) als gevolg van zijn uitbundige geschenken van wijn en sterke dranken, waar de koning kennelijk erg van hield. In 1643 ging de gezondheid van de koning achteruit en hij raakte zijn controle kwijt. Een incident was aanleiding dat de factorij opnieuw gesloten werd. Een fregat van een Hollandse vrijburger met bestemming Chittagong met een waardevolle lading stuksgoed, was in de haven van Mrohaung ontdekt. De lading werd in beslag genomen en de kapitein en bemanning belandden in de gevangenis. Toen pogingen om hen te laten gaan en al enkelen van hen overleden waren in de gevangenis, verbraken de Hollanders de relatie. Gedurende acht jaar stond de factorij leeg. De Arakanese scheepvaart was echter onderhevig aan harde vergeldingsacties.

De opvolger van Koning Narapatigri, zijn neef Thado was onbetekenend. Zijn zoon Sandathudamma Raza daarentegen, die in 1652 op de troon kwam en 32 jaar lang regeerde, werd beroemd als een van de beste Arakanese koningen. Hij had een andere houding ten opzichte van de handel dan zijn voorgangers. Toen dat in Batavia bekend werd zond men snel Johan Goessens als gezant naar Arakan. Hij vertrok in oktober 1652 met een lange lijst punten voor onderhandeling met de nieuwe koning. Men kwam snel tot overeenkomst en in 1653 accepteerden beide partijen het handelsverdrag. De Hollanders genoten belastingvrije handel en waren vrijgesteld van de verplichting om via agenten van de koning te handelen.

De in 1653 heropende factorij was tot 1665 succesvol. Deze keer om politieke redenen werd de factorij in 1665 gesloten. De Hollanders dreigden namelijk betrokken te raken bij een oorlog tussen Arakan en Bengalen. De politieke onrust was het gevolg van een machtswisseling in 1658 in Bengalen waarbij de oorspronkelijke troonopvolger, Shah Shuja die al in 1639 als opvolger was aangewezen, in 1660 met zijn familie en 500 volgelingen naar Arakan vluchtte voor zijn broer Aurangzeb die de macht had gegrepen. Hij mocht zich nabij Mrohaung vestigen maar al spoedig is hij tijdens onlusten in 1661 vermoord. Na de moord maakten de Bengalen gebruik van een Hollands schip om in Mrohaung de overgave te eisen van de kinderen van Shah Shuja. Dat werd geweigerd en de koning beklaagde zich in Batavia over het gebruik van een Hollands schip door een gezant van de Mogol. De Hollandse neutraliteit in het conflict was steeds moeilijker te handhaven. De Mogol vroeg assistentie van de VOC onder dreiging van opheffing van alle Bengaalse factorijen als ze zouden weigeren. Tegelijkertijd wilde de Koning van Arakan Hollandsche schepen lenen voor een grote aanval op Bengalen. Dankzij een storm ontstond er schade aan de vloot en terwijl die gerepareerd werd, konden de Nederlandse schepen ontsnappen. In 1665 is in geheime vergaderingen in Batavia besloten de factorij in Mrohaung te sluiten. Terwijl de koning misleid was laadde op een donkere nacht in november 1665 alles wat ze mee konden nemen in vier schepen en vertrokken. In de monding van de rivier werden zij ingehaald door een boodschapper van de koning met de vraag waarom ze zo bang waren voor de Bengalen. Enkele maanden later was de vloot van Arakan verslagen en begon de teloorgang van het koninkrijk.

Enkele jaren later kwamen de Hollanders terug en heropenden de factorij, maar daar is weinig over bekend. De rijstmarkt en de politieke situatie werden steeds onstabieler. Het Daghregister van 1682 bevat een brief van Gouverneur-Generaal Cornelis Speelman aan Koning Sandathudamma waarin hij aankondigt dat de factorij, ten gevolge van het uitblijven van handel zou worden ingekrompen. Nadat nog enkele zaken waren afgehandeld zou er geen vaste koopman meer in de factorij blijven. Hij hoopte echter wel jaarlijks nog één of twee schepen te sturen om rijst in te kopen.

Opperhoofden in Arakan

1608 Pieter Willemsz. Elbing
1610–1614 Jacob Dirksz. Kortenhoef
ca. 1612–1614 Jan Claes Lobbessen
9 juni 1614–ca. 1617 Andries Criek †
20 juni 1615–ca. 1617 Jan Gaeff
ca. 1616–ca. 1617 Jan Thijsz. Ens †
ca. 1617–1619 Andriaan van der Meer
1619–[1620] Pieter Reijersz. Croock
1620–1622 factorij gesloten
1623 Hendrick Lambrechts
1624–1624 Dirck van Haps samen met Paulus Cramerheijn
1624–1625 Paulus Cramer Heijn samen met Dirck van Haps
oktober 1625 Jan Pepper samen met Aldertsz. (datum onzeker)
1625 Johan van der Burgh
1626–1631 Cornelis van Houten samen met Elbert Franck
1626–1631 Elbert Franck samen met Cornelis van Houten
1628–[1629] Marines Lowijssen
1635–1639 Adam van der Mandere
1639–1647 Arent van der Helm
1648–1652 factorij gesloten
1653 Johan Goessens
1653–1655 David Verdonck
1655–1658 Hendrick de Dieu †
1658–1663 Gerrit van Voorburgh
1663–1665 Daniël Six
1678 Jacob van der Plancken
1678–1679 Balthasar Hinlopen †
1679 Thomas Stael †
1679–1680 Anthonij Cramer
1680–1683 Dirck Vonk

Pegu, Siriangh

Pegu is de hoofdstad van het gelijknamige koninkrijk in Birma. Aanvankelijk had de VOC in Pegu een comptoir maar dat werd al snel verlaten omdat de plaatselijke handelaren naar het iets zuidelijker aan de rivier Pegu gelegen Siriangh kwamen. Daarom opende de compagnie in 1635 een nieuwe factorij bij Siriangh (Syriam, tegenwoordig officieel Than Hlyin, ten zuiden van het huidige Yangon/Rangoon). Syriam was met name beroemd om haar enorme aardewerken vaten, martabans of martavans genoemd, die daar werden werden ingekocht voor transport van rijst, olie en buskruid. In 1679 is dit kantoor, evenals het kantoor in Ava opheven omdat de handel ingestort was.

Ava

Ava (Awa) was de hoofdstad van het koninkrijk Ava in de binnenlanden van Birma bij de stad Mandalay. Rond 1635 sticht de VOC hier een kantoor. In 1679 is dit kantoor, evenals het kantoor in Siriangh opheven omdat de handel ingestort was.

Martaban

Rond 1660 was er een comptoir in Martavaan (Martaban). Deze plaats in het zuiden van Birma werd echter alweer snel verlaten vanwege een verbod van de plaatselijke vorst.

Overblijfselen van deze vestigingen

In Mrauk-U (Mrohaung) herinnert niet veel meer aan de VOC-periode.

Bronnen

[1] Gaastra, Femme S., 2002. De geschiedenis van de VOC. - Zutphen: Walburg Pers, 2002. - 164 p., [nl]
[2] Galen, S. van. The Serpent and the king : the Dutch-Arakanese relationship 1608-1683. - .
[3] Velden, Bert van der. Begrippenlijst Nederlands-Indië