Bantam en Lampong

Overzicht van de vestigingen

Bantam
Bantam (ook wel Banten) — comptoir. Fort Diamant, Fort Speelwijk, Fort Carganto.
Anjer (ook wel Anjar, Anger; nu Anyer) — post.
Tjerita (nu Carita) — post.
Lampong (Zuid-Sumatra)
Mangala (nu Menggala) — vanaf 1668, .
Borne-monding — Fort Jonge Petrus Albertus.
Lampong Toulang Bawang (ook wel Boemi Agung, Boemi Agong) — vanaf 1738, . Het Fort Valkenoog (1738) wordt soms ook Fort Valkenburg of Fort Lampong Toulang Bawang genoemd. Fort Valkenoog.
Lampong Samanca (ook wel Samanca; nu Kota Agung) — van ? tot 1795, . pagger Samanca.

Inleiding

De Portugezen legden al in 1522 contact met de vorst van Banten (dat later door hen Bantam genoemd zou worden). De vorst zag in de Portugezen bondgenoten tegen de vorsten van Damak en Cheribon die Banten wilden Islamiseren. De Portugezen mochten van hem zelfs een sterkte bouwen. Door omstandigheden kwamen de Portugezen pas in 1527 terug om hun sterkte te bouwen maar toen was Banten net veroverd. De Portugezen konden onverrichterzake weer vertrekken. De jaren daarna werd het bewind gevoerd door de vorst Moelana Hassan-Oedin, de zoon van de Cheribonse vorst Soesoehoenan Goeneng Djati (de Arabier Sjeik Ibn Moelana, getrouwd met een Javaanse[4]). Soenda Kelapa werd op de Portugezen veroverd en herdoopt in Jayakarta (Stad van de grote overwinning, het latere Batavia). Ook bracht hij de Lampongs op Zuid-Sumatra onder zijn invloedsfeer. Halverwege de 16e eeuw werd Moelana Hassan-Oedin, die 120 jaar geleefd zou hebben[4], opgevolgd door zijn tweede zoon Pangeran Joesoef die de natte rijstbouw in Banten zou hebben ingevoerd.

Tot het rijk van Bantam behoorde niet alleen Banten en omgeving maar het strekte zich naar het oosten uit tot het Koninkrijk Jakatra en ook het zuiden van Sumatra, Lampong aan de andere kant van Straat Soenda, en Benkoeloe, Sillida en zelfs Palembang en op Borneo het gebied rond Succadana hebben er toe behoord. Nadat de VOC haar monopolie in Bantam had gevestigd (1684), werd alleen Lampong tot Bantam gerekend. Rond 1600 was Bantam het belangrijkste handelscentrum in de wijde regio.

De voorcompagnieën van de VOC mochten al in 1598 een loge vestigen in Bantam. Bantam wordt een VOC-comptoir (handelspost) met een commandeur. De Bantamse vorsten probeerden hun macht steeds verder uit te breiden en kwamen daarbij in botsing met de vorsten van Mataram. De VOC had territoriaal lange tijd geen enkele zeggenschap.

Pangeran Mohammed, die zijn vader Pangeran Joesoef was opgevolgd, sneuvelde tegen Palembang in 1596[2]. Dat was in hetzelfde jaar dat vier schepen, de Mauritius, de Hollandia, de Amsterdam en de pinas Duyfken van Compagnie van Verre op 22 juni 1596 voor het eerst voor de kust van Banten kwamen. De Hollanders werden goed ontvangen. De sultan zag zijn kans schoon en vroeg de Hollanders hulp om de dood van Pangeran Mohammed te wreken en ten strijde te trekken tegen Palembang.

Van 1596 tot 1634 regeerde sultan Aboe il Masachier Abdul Cadir[4]. Nadat Jayakarta door Coen in 1619 veroverd was en hij het handelscentrum naar Batavia wilde trekken, was er voortdurend strijd tussen Bantam en de VOC. Pas bij een verdrag in 1659 werd de grens tussen Batavia en Bantam voor het eerst geregeld. Maar ook daarna was er geregeld strijd. De handel van Bantam overnemen wilde dan ook maar niet lukken.

Pas in 1682 werd de situatie gunstiger voor de VOC toen Sultan Abdul Kahar Abun Nazar (ook wel Sultan Hadji) de hulp inriep van de VOC in zijn strijd tegen zijn vader en rivaal Sultan Agong Tirtayasa. De VOC steunde hem militair en de strijd tussen vader en zoon werd beslist in het voordeel van Sultan Hadji. Op 17 april 1684 tekende de sultan een overeenkomst waarbij de VOC het monopolie over de handel met Bantam opeiste en wat feitelijk het verval van het Bantamse rijk inhield. Als onderdeel van de overeenkomst werd bij de stad een fort gebouwd, Fort Speelwijk[1]. De Britten, die ook een loge hadden in Bantam, weken uit naar Bengkoeloe.

In 1690 kwam Aboe il Machasin Mohammed Djenoel Abidien, tweede zoon van Aboe il Nasaar en broer van de vorige vorst, aan de macht[4].

In 1731 werd Poeloe Pandjang, gelegen recht tegenover de stad, door Bantam afgestaan aan de VOC. In Bantam regeerde sinds 1733 een zwakke vorst, sultan Zeinoe 'l Arifin. Hij stond onder invloed van één van zijn vrouwen, Ratoe Sarifa Fatima. Zij vond haar schoonzoon, een neef van de sultan, een betere opvolger dan de kroonprins Pangeran Goesti. Deze laatste vluchtte naar Batavia. Maar gouverneur-generaal Van Imhoff (1743-1750) verbande hem naar Ceylon. Toen de toestand van de oude sultan verslechterde, benoemde Ratoe Sarifa Fatima zichzelf tot regentes. Er volgde in 1750 een grote opstand in Java's Westhoek tegen dit onwettige bestuur. De nieuwe gouverneur-generaal Jacob van Mossel herstelde de fout van z'n voorganger door de Ratoe naar Batavia te laten sturen. De rust keerde pas geheel terug toen in 1753 Pangeran Goesti door de VOC als sultan werd geïnstalleerd.

De Duizend-eilanden, een eilandengroep ten NNW van de Baai van Batavia, werden in 1776 door Bantam afgestaan aan de VOC.

Bantam

Ook Bantam, Bantham, Banten, Sourousouangh, Soeroesowan (tegenwoordig Banten). Bantam was rond 1600 de belangrijkste havenstad van Java. Het was de eerste haven van de Indische archipel die door Nederlanders werd aangedaan. De koning van Bantam genoot geen absolute macht; zowel met zijn regent als met de plaatselijke havenmeester diende hij rekening te houden. Bantam was een rijke stad met een belangrijke markt, die werd bezocht door handelaren uit India, Perzië en China. De stad moest zijn leidende positie afstaan, toen Batavia na een aantal jaren het economische centrum van de VOC in Azië werd. Bantam gold in het begin van de 17de eeuw als belangrijkste handelsstad van de Indonesische archipel. Hier werden alle mogelijke waren uit geheel Azië samengebracht. Voor de VOC waren vooral de specerijen van belang, met name peper. Zij probeerde tevergeefs met haar vestiging een sleutelpositie te verkrijgen. De Engelsen verhinderen dit en ook de plaatselijke regent werkte de VOC tegen, uit vrees dat zij een te groot overwicht zou krijgen op de markt. De conflicten stapelden zich op en de compagnie besloot uit te wijken naar het naburige Jacatra, dat later Batavia zou worden. Nederlandse schepen deden in 1596 Bantam voor het eerst aan. De Portugezen hadden hier al jaren een vaste positie op de markt. Zij wilden de greep op deze stad niet prijsgeven aan de Nederlandse nieuwkomers. De verhouding tussen de VOC en de sultan van Bantam was gespannen, omdat hij de compagnie dwarsboomde in haar poging de markt te domineren. Gedurende de hele 17de eeuw laaiden telkens nieuwe conflicten op tussen de VOC en Bantam, waaruit de compagnie steeds als overwinnaar naar voren kwam. In 1756 kwam Bantam definitief onder gezag van de compagnie.

Borne

Aan de monding van de rivier Borne (Wai Bornai), aan de linkeroever van de Keizersbaai (Semangkabaai), geheel aan de zuidkust van het eiland Sumatra, had de VOC een fort genaamd 'Jonge Petrus Albertus'. Het fort is in 1763 gebouwd en genoemd naar de voornamen van gouverneur-generaal Van der Parra. Rond 1765 waren hier 19 VOC-dienaren gestationeerd.

Lampong Toulang Bawang

De Toelangbawang of Rivier van Lampong is een rivier in het zuiden van Sumatra. In de VOC-tijd was dit de grensrivier tussen de VOC-districten Bantam en Palembang. Lampong, het gebied ten zuiden van de rivier, leverde de VOC eerste klas kwaliteit peper. De Toelangbawang was van groot belang voor het transport van de peper uit de meer in het binnenland gelegen delen van Lampong. Na drie jaar twijfelen of de pagger in Menggala of Pakuan moest worden opgericht stichtte de Compagnie in 1741, op kosten van de Sultan, ver stroomopwaarts aan de rivier Tulangbawang in het huidige Menggala een post, genaamd Valkenoog (soms genoemd Valkenburg) naar Adriaan Valckenier die van 1737 tot 1741 gouverneur-generaal was, om zich te verzekeren van peper en de sluikhandel naar de Engelse bezittingen bij Benkoelen aan de westkust tegen te gaan[3]. Door plaatselijke opstanden rond 1750 werd het de VOC onmogelijk gemaakt om voldoende peper in te slaan die door de retourvloot naar Nederland verzonden zou worden. Om te voorkomen dat de vloot te laat zou vertrekken werd de VOC genoodzaakt om de veel duurdere Malabaarse peper in te kopen[1].

Anjer

Ook Anger, Anjar, Anjer en Anguer (tegenwoordig Anyar). In Anjer, gelegen op het uiterste punt van west Java, aan Straat Sunda, had de VOC op het einde van de 18de eeuw een kleine post met hoogstens 2 à 3 man personeel.

Tjerita

Ook Tjerieta, Tjeritta, Tjierita, Tjirita (tegenwoordig Carita). Tjerita was een kleine VOC-post, geheel aan de westkust van Java gelegen. In de 18de eeuw waren er meestal drie VOC-dienaren werkzaam.

Lampong Samanca

Lampong Samanca (tegenwoordig Kota Agung) lag op de zuidpunt van Sumatra in de baai van Samanca. Het was gelegen in Lampon district en behoorde tot het sultanaat van Bantam. Uit de Lampong kwam de peper waar de compagnie monopolierechten op had. De compagnie had hier een post die in 1795 opgeheven werd. Het pagger van Samanca had twee bastions en was omgeven door een gracht. In het fort waren tussen de 15 en 20 man gelegerd.

Bronnen

[1] AMH, Projectgroep. Atlas of Mutual Heritage
[2] Encyclopaedie, [s.a.]. Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië : Eerste deel: A-G. - 's Gravenhage: Martinus Nijhoff, [s.a.]. - 619 pp., [nl]
[3] Roever, Arend G. de, en Bea Brommer, 2008. Grote Atlas van de Verenigde Oost-Indische Compagnie / Comprehensive Atlas of the Dutch United East India Company : III Indische Archipel en Oceanië / Malay Archipelago and Oceania. - Voorburg: Uitgeverij Asia Maior / Atlas Maior et.al., 2008. - 424 p., [nl, en]
[4] Valentijn, François, 2003. Oud en Nieuw oost-Indiën, deel IV/A. - Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, 2003. (Valentijn : beschryving van Oost-Indiën) [nl]
[5] Velden, Bert van der. Begrippenlijst Nederlands-Indië