Japan
Overzicht van de vestigingen
Hirado (ook wel Firando) — comptoir van 1609 tot 1641.Deshima (nu Nagasaki) (eiland) — comptoir van 1641 tot 1800. Belangrijkste producten: zilver, goud, koper, kleding, porcelein.
Eerste kennismaking
In juni 1598 vertrok een expeditie bestaande uit vijf schepen onder commando van Jacques Mahu van Rotterdam. Omdat de Portugezen de route via Kaap de Goede Hoop domineerden werd gekozen voor de zuidwestelijke route om Zuid-Amerika heen. Op 6 april 1599 kwamen de schepen in Straat Magellan. Vanwege de winterstormen kostte het bijna vijf maanden om de Stille Oceaan te bereiken. Het enige overgebleven schip, de Liefde, onder commando van Kapitein Jacob Jansz van Quaeckernack en geleid door de Engelsman Wil Adams kreeg in april 1600 land in zicht bij Usuki op het eiland Kyushu in de provincie Bungo. De nieuwe bezoekers werden niet bepaald welkom geheten door de zich daar ophoudende Portugezen. Zij deden al het mogelijke om de Japanse autoriteiten op te zetten tegen de nieuwkomers. Desondanks werd Adams uiteindelijk een gerespecteerd adviseur van de shogun, Tokugawa Ieyasu. Ongeveer vijf jaar later vertrok van Quaeckernack van Japan richting zuidoost Azië met de zegen van de shogun en het aanbod van handelsprivileges voor de Nederlanders.
Handelspost
Twee VOC schepen van een vloot van dertien schepen die in december 1607 onder zeil ging, waren de eerstvolgende schepen die daarna Japan bereikten. Onder commando van de Rotterdamse opperkoopman Nicholas Puyck vervoerden de schepen Roode Leeuw met Pijlen en Griffioen een kleine lading zijde, peper en lood. Zij kwamen aan in de omgeving van Nagasaki in juli 1609 en werden door twee Japanse loodsen direct naar Hirado aan de noordwestkust van het eiland Kyushu geleid. Zij kregen van shogun Tokugawa Ieyasu (1542-1616) officiële handelsprivileges en hen werd het opzetten van een factorij toegestaan. De Hollandse schepen mochten overal ankeren. Deze overeenkomst, bekend als de "Handelspas" werd later in Deshima in een kamferhouten kist in een brandvrij pakhuis bewaard. Nu bevindt deze zich in het Nationaal Archief. De Hollanders hadden recht op vrije handel en wandel vanuit Hirado.
Adams bleef goede relaties onderhouden met de Nederlanders hoewel hij geen rol speelde bij het aangaan van de handelsovereenkomst. Jacques Specx bleef te Hirado en werd het eerste Opperhoofd. Hij kreeg als handelsgoederen een hoeveelheid ruwe zijde, 204 stukken lood, 12000 pond peper en realen. Specx moest twee jaar wachten op de volgende Nederlandse schepen met handelsgoederen. Intussentijd begon hij zich zorgen te maken dat het ontbreken van Nederlandse activiteit het handelsprivilege zou schaden. Op zoek naar goederen om te verhandelen ging hij naar Patina op het Maleische Schiereiland en kwam in juli 1611 terug met een lading waaronder geschenken voor de shogun Tokugawa Hidetada. Specx wilde naar Edo (het huidige Tokyo) gaan om de geschenken aan Hidetada te overhandigen en hij haalde Adams, die bij Uraga woonde, over om als tolk met hem mee te gaan naar Edo. In augustus van het volgende jaar kwam de Roode Leeuw met Pijlen terug met een lading kruidnagelen, nootmuskaat en peper. Al snel volgde een ander schip, de Hazewind, maar de aanvoer van goederen was enkele jaren lang onregelmatig. De VOC wilde in Japan zilver kopen maar de schepen kwamen terug met tarwe en rijst. China hield de grenzen gesloten voor buitenlanders waardoor er moeilijk aan de gevraagde zijde te komen was. Door Portugese schepen te kapen kwamen zij aan zijde. De Hollanders meenden dat het legitiem was op die manier de vijand te bestrijden. Maar de shogun verbood de kaapvaart omdat hij belang had bij de handel van de Portugezen. Pas na 1624 ging het beter met de handel met Japan. In dat jaar vestigde de VOC zich op Formosa. Daar konden zij van Chinese handelaars de zijde inkopen.
Crisis
De kaapvaart tegen de Portugezen deed de naam van de Hollanders geen goed. Ook hun gedrag in Hirado moest met strenge maatregelen in toom gehouden worden. Aan het eind van de jaren twintig ontstond een echte crisis in de relatie met Japan. Gouverneur Pieter Nuyts van Formosa wilde Japanse handelaars die ook op Formosa handelden, een belasting opleggen. Het conflict leidde tot sluiting van de factorij in Hirado en gevangenneming van het personeel. Jacques Specx, die inmiddels de Japanse gewoonten goed kende, leverde Nuyts uit aan de Japanse autoriteiten. Dit werd gewaardeerd door de shogun en de gevangen factorij-medewerkers werden vrijgelaten. De shogun werd met een geschenk in de vorm van een koperen kaarsenkroon nog verder gepaaid, met succes.
De Portugezen en de Spanjaarden probeerden ook handelsrelaties aan te knopen. De Engelsen vestigden zich in 1613 eveneens in Hirado maar trokken zich al in 1623 terug omdat de vestiging niet winstgevend was. De Portugezen en Spanjaarden probeerden naast de handel ook het Christendom te verspreiden. Dit laatste werkte grote ergernis van shogun Tokugawa Iemitsu, die regeerde van 1622 tot 1651, op.
Deshima
In 1624 werden de Spanjaarden uit Japan verdreven. Ook de vrijheid van de Portugezen werd ingeperkt. In 1634 werd begonnen met de aanleg van een klein kunstmatig eiland in de Baai van Nagasaki. In 1636 werden de Portugezen gedwongen hier naar toe te gaan. Maar al in 1639 werden zij helemaal uit Japan verbannen. De Hollanders waren vanaf dat moment de enige Europeanen die handel mochten drijven met Japan.
In 1641, na jaren van verslechterenden relaties eisten de Japanse autoriteiten dat de Nederlanders hun activiteiten in plaats van in de factorij te Hirado voortzetten op het kunstmatige eiland Deshima in de Baai van Nagasaki, waar zij goed in de gaten gehouden konden worden. De officiële reden van deze verbanning was dat de Hollanders op een nieuw gebouwd stenen pakhuis in Hirado het opschrift "Anno Christi 1640" hadden aangebracht. Deze christelijke tijdrekening was voldoende reden om ook de rechten van de Nederlanders in te perken. Hoewel François Caron, die al jarenlang in Japan was en het land goed kende, het pakhuis op Japans bevel onmiddellijk liet afbreken, moesten de Hollanders de factorij in Hirado toch verlaten en werd hun bewegingsvrijheid drastisch beperkt. Het eiland Deshima mochten zij nauwelijks verlaten en ook de handel werd steeds meer gereglementeerd en ingeperkt. Hoewel zij werden gedwongen onder mindere omstandigheden te leven op hun kleine gevangenis-achtige eiland van 214 bij 64 meter, waren meer dan twee eeuwen lang de Nederlandse kooplieden het enige venster van Japan op de westerse wereld.
Losse opmerkingen
De hoogste aanwezige functionaris van de VOC had de rang van opperkoopman en als functie opperhoofd. De producten waar het de VOC om ging waren zilver, goud, koper, kleding, verfijnd porcelein.
Eén keer per jaar maakte een gezantschap onder leiding van het opperhoofd een hofreis naar Edo. Uit Europa werden daarvoor bijzondere geschenken meegebracht voor de shogun o.a. globes, verrekijkers, klokken, landschapsschilderijen, kristallen kroonluchters, westerse muziekinstrumenten, atlassen en boeken over scheepsbouw, werktuigbouwkunde, wiskunde, geografie, plant- en dierkunde.
Hoewel de Portugezen probeerden terug te keren en ook de Engelsen en de Russen weer handelsbetrekkingen wilden aanknopen, bleef Nederland tot na 1800 de enige aanwezige westerse handelspartner in Japan. Totdat in 1853 de Amerikaanse commandant Perry Japan onder militaire dreiging dwingt om ook andere landen in zijn havens toe te laten.
VOC-opperhoofden in Japan.
Onderstaand overzicht is een zeer lange lijst omdat vanaf 1641, toen ook het comptoir van Hirado naar Deshima moest verhuizen, het opperhoofd en zijn personeel ieder jaar vervangen moest worden. De VOC loste dit op door een groot aantal opperhoofden steeds weer opnieuw naar Japan te laten terugkeren.
Hirado
1609–1613 | Jacques Specx (1e periode) | |
1613–1614 | Hendrik Brouwer | |
1614–1621 | Jacques Specx (2e periode) | |
1621–1623 | Leonard Camps † | |
1623–1632 | Cornelis van Neyenrode | |
1632–1633 | Pieter van Santen | |
1633–1639 | Nicolaas Koeckebacker | tijdens verlof in 1636 vervangen door François Caron |
1639–1641 | François Caron | |
1641–1641 | Maximiliaen le Maire |
Deshima
1641–1641 | Maximiliaen le Maire | |
1641–1642 | Jan van Elserack (1e periode) | |
1642–1643 | Pieter Anthonisz Overtwater (1e periode) | |
1643–1644 | Jan van Elserack (2e periode) | |
1644–1645 | Pieter Anthonisz Overtwater (2e periode) | |
1645–1646 | Reynier van Tzum | |
1646–1647 | Willem Versteeghen | |
1647–1648 | Frederick Coyett (1e periode) | benoeming op 21 april 1647 |
1648–1649 | Dirck Snoecq | |
1649–1650 | Antonio van Brouckhorst | |
1650–1651 | Pieter Sterthemius | |
1651–1652 | Adriaan van der Burgh | |
1652–1653 | Frederick Coyett (2e periode) | benoeming op 30 april 1652 |
1653–1654 | Gabriel Happart | |
1654–1655 | Leonard Winnincx | |
1655–1656 | Johannes Boucheljon (1e periode) | |
1656–1657 | Zacharias Wagenaer (1e periode) | |
1657–1658 | Johannes Boucheljon (2e periode) | |
1658–1659 | Zacharias Wagenaer (2e periode) | |
1659–1660 | Johannes Boucheljon (3e periode) | |
1660–1661 | Hendrick Indijck | |
1661–1662 | Dirk van Lier † | benoeming op 3 mei 1661 |
1662–1663 | Hendrick Indijck | |
1663–1664 | Willem Volger (1e periode) | |
1664–1665 | Jacob Gruijs | |
1665–1666 | Willem Volger (2e periode) | |
1666–1667 | Daniël Six (1e periode) | |
1667–1668 | Constantijn Ranst (de Jonge) (1e periode) | |
1668–1669 | Daniël Six (2e periode) | |
1669–1670 | François de Haese | |
1670–1671 | Martinus Caesar (1e periode) | |
1671–1672 | Joannes Camphuys (1e periode) | |
1672–1673 | Martinus Caesar (2e periode) | |
1673–1674 | Joannes Camphuys (2e periode) | |
1674–1675 | Martinus Caesar (3e periode) | |
1675–1676 | Joannes Camphuys (3e periode) | |
1676–1677 | Dirk de Haas (1e periode) | |
1677–1678 | Albert Brevinck (1e periode) | |
1678–1679 | Dirk de Haas (2e periode) | |
1679–1680 | Albert Brevinck (2e periode) | |
1680–1681 | Isaac van Schinne | |
1681–1682 | Hendrik Canzius | |
1682–1683 | Andreas (Andries) Cleijer | |
1683–1684 | Constantijn Ranst (de Jonge) (2e periode) | |
1684–1684 | Johannes Besselman † | alleen aangesteld, overleden |
1684–1685 | Hendrik van Buytenhem (1e periode) | |
1685–1686 | Andreas (Andries) Cleijer (2e periode) | |
1686–1687 | Constantijn Ranst (de Jonge) (3e periode) | |
1687–1688 | Hendrik van Buytenhem (2e periode) | |
1688–1689 | Cornelis van Outhoorn (1e periode) | |
1689–1690 | Balthasar Sweers | |
1690–1691 | Hendrik van Buytenhem (3e periode) | |
1691–1692 | Cornelis van Outhoorn (2e periode) | |
1692–1693 | Hendrik van Buytenhem (4e periode) | |
1693–1694 | Gerrit de Heere | |
1694–1695 | Hendrik Dijkman (1e periode) | |
1695–1696 | Cornelis van Outhoorn (3e periode) | |
1696–1697 | Hendrik Dijkman (2e periode) | |
1697–1698 | Pieter de Vos (1e periode) | |
1698–1699 | Hendrik Dijkman (3e periode) | |
1699–1700 | Pieter de Vos (2e periode) | |
1700–1701 | Hendrik Dijkman (4e periode) | |
1701–1702 | Abraham Douglas | |
1702–1703 | Ferdinand de Groot (1e periode) | |
1703–1704 | Gideon Tant | |
1704–1705 | Ferdinand de Groot (2e periode) | |
1705–1706 | Hermanus Menssingh (1e periode) | |
1706–1707 | Ferdinand de Groot (3e periode) | |
1707–1708 | Hermanus Menssingh (2e periode) | |
1708–1709 | Caspar van Mansdale | |
1709–1710 | Hermanus Menssingh (3e periode) | |
1710–1711 | Nicolaas Joan van Hoorn (1e periode) | |
1711–1712 | Cornelis Lardijn (1e periode) | |
1712–1713 | Nicolaas Joan van Hoorn (2e periode) | |
1713–1714 | Cornelis Lardijn (2e periode) | |
1714–1715 | Nicolaas Joan van Hoorn (3e periode) | |
1715–1716 | Gideon Boudaen | |
1716–1717 | Joan Aouwer (1e periode) | |
1717–1718 | Christiaan van Vrijbergen (1e periode) | |
1718–1720 | Joan Aouwer (2e periode) | 2 jaar achter elkaar |
1719 | Christiaan van Vrijbergen † (2e periode) | op reis naar Japan verongelukt |
1720–1721 | Roelof Diodati | |
1721–1723 | Hendrik Durven (1e periode) | 2 jaar achter elkaar |
1723–1725 | Johannes Thedens | 2 jaar achter elkaar |
1724 | Hendrik Durven † (2e periode) | op weg naar Japan verongelukt |
1725–1726 | Johannes de Hartog | |
1726–1727 | Pieter Boekesteyn (1e periode) | |
1727–1728 | Abraham Minnendonk (1e periode) | |
1728–1729 | Pieter Boekesteyn (2e periode) | |
1729–1730 | Abraham Minnendonk (2e periode) | |
1730–1731 | Pieter Boekesteyn (3e periode) | |
1732–1733 | Hendrik van der Bell | |
1733–1734 | Rogier de Laver | |
1734–1735 | David Drinkman | |
1735–1736 | Bernardus Coop à Groen | |
1736–1737 | Jan van Cruys(se) | |
1737–1739 | Gerardus Bernardus Visscher | 2 jaar achter elkaar |
1739–1740 | Thomas van Rhee (1e periode) | |
1740–1741 | Jacob van der Waeyen (1e periode) | |
1741–1742 | Thomas van Rhee (2e periode) | |
1742–1743 | Jacob van der Waeyen (2e periode) | |
1743–1744 | David Brouwer | |
1744–1745 | Jacob van der Waeyen (3e periode) | |
1745–1746 | Jan Louis de Win (1e periode) | |
1746–1747 | Jacob Balde (1e periode) | |
1747–1748 | Jan Louis de Win (2e periode) | |
1748–1749 | Jacob Balde (2e periode) | |
1749–1750 | Hendrik van Homoet (1e periode) | |
1750–1751 | Abraham van Suchtelen | |
1751–1752 | Hendrik van Homoet (2e periode) | |
1752–1753 | David Boelen (1e periode) | |
1753–1754 | Hendrik van Homoet (3e periode) | |
1754–1755 | David Boelen (2e periode) | |
1755–1756 | Herbert Vermeulen (1e periode) | |
1756–1757 | David Boelen (3e periode) | |
1757–1759 | Herbert Vermeulen (2e periode) | 2 jaar achter elkaar |
1759–1760 | Johannes Reynouts (1e periode) | |
1760–1761 | Marten Huysvoorn | |
1761–1762 | Johannes Reynouts (2e periode) | |
1762–1763 | Frederik Willem Wineke (1e periode) | |
1763–1764 | Jan Crans (1e periode) | |
1764–1765 | Frederik Willem Wineke (2e periode) | |
1765–1766 | Jan Crans (2e periode) | |
1766–1767 | Herman Christiaan Kastens (1e periode) | |
1767–1769 | Jan Crans (3e periode) | 2 jaar achter elkaar |
1769 | Herman Christiaan Kastens (2e periode) | |
1769–1770 | Olphert Elias | |
1770–1771 | Daniel Armenault (1e periode) | |
1771–1772 | Arend Willem Feith (1e periode) | |
1772–1773 | Daniel Armenault (2e periode) | |
1773–1774 | Arend Willem Feith (2e periode) | |
1774–1775 | Daniel Armenault (3e periode) | |
1775–1776 | Arend Willem Feith (3e periode) | |
1776–1777 | Hendrik Godfried Duurkoop | |
1777–1779 | Arend Willem Feith (4e periode) | 2 jaar achter elkaar |
1779–1780 | Isaac Titsing (1e periode) | |
1780–1781 | Arend Willem Feith (5e periode) | |
1781–1783 | Isaac Titsing (2e periode) | 2 jaar achter elkaar |
1783–1784 | Hendrik Casper Romberg (1e periode) | |
1784–1784 | Isaac Titsing (3e periode) | |
1785–1786 | Johan Frederik baron van Reede tot de Parkeler (1e periode) | |
1786–1787 | Hendrik Casper Romberg (2e periode) | |
1787–1789 | Johan Frederik baron van Reede tot de Parkeler (2e periode) | 2 jaar achter elkaar |
1789–1790 | Hendrik Casper Romberg (3e periode) | |
1790–1792 | Petrus Theodorus Chassé | 2 jaar achter elkaar |
1792–1798 | Gijsbert Hemmij † | meerdere jaren achter elkaar |
1798–1800 | Leopold Willem Ras | koopman, 2 jaar achter elkaar |
1800–? | Willem Wardenaar |
Wat nog herinnert aan de VOC in Japan
In Nagasaki is Deshima in oude luister gereconstrueerd. Het kunstmatige eiland ligt weliswaar niet meer in de baai maar is door 19e eeuwse landaanwinningen nu geheel door het stratenplan van Nagasaki omgeven. Hier is ook een museum die de geschiedenis van Deshima vertelt en een ander die het archeologisch onderzoek op Deshima toont. een groot schaalmodel geeft duidelijk weer hoe het er in de VOC-tijd uitgezien heeft. Van de muur rond het eiland is een klein fragment bewaard gebleven en deels opnieuw opgebouwd. Op de 'Hollandse begraafplaats' op de berg Inasa, waar zich meer kerkhoven bevinden, liggen nog zo'n 40 Nederlandse graven. Vooral uit de 19e eeuw maar de oudste is van opperkoopman Duurkoop die in 1787 overleden is. De muur rond het kerkhof en de ingang zijn gerestaureerd. Het gemeentelijke museum heeft veel aandacht voor de Nederlandse periode. Aan Von Siebold (19e eeuw) is een apart museum, op de plek waar zijn woonhuis stond, gewijd[4].
In Hirado rest van de factorij uit 1618 nog een deel van de muur en de waterput. Op de plaats van de factorij is een parkje aangelegd. Informatieborden geven uitleg en een maquette van de factorij geeft weer hoe het complex er uit gezien heeft. een monument geeft de plaats van de scheepswerf aan. In het Hirado Kanko Shiryokan Museum is veel over de Nederlandse periode te zien. Het Jakarta-meisje herinnert er aan dat in 1636 kinderen van gemengd bloed het land moesten verlaten en naar Jakarta werden verbannen, eerst kinderen van Portugese vaders en Japanse moeders maar drie later ook kinderen van Nederlanders en Japansen. Ook zijn er nog enkele andere kleine monumenten die aan de Nederlanders herinneren. De zgn. 'Hollandse brug' is een stenen brug die in 1702 een oude houten brug uit 1669 verving. Toen was de VOC echter al lang uit Hirado vertrokken maar desondanks kreeg deze brug deze naam en tot op de dag van vandaag bleef dit de naam[4].
Bronnen
[1] Anon., 1986. In het spoor van de Liefde : Japans-Nederlandse ontmoetingen sinds 1600. - Amsterdam: De Bataafse Leeuw, 1986. - 207 p., [nl]
[2] Blomhoff, J.C., 2000. De hofreis naar de shogun van Japan. - Leiden: Hotei Publishing, 2000. - 133 p., [nl]
[3] Velden, Bert van der. Begrippenlijst Nederlands-Indië
[4] Wiechen, Peter van, 2002. Vademecum van de Oost- en West-Indische Compagnie. - Utrecht: Antiquariaat Gert Jan Bestebreurtje, 2002. - 381 pp., [nl]