Java's Noord-Oostkust
Het VOC-gebied Java's Noord-Oostkust werd tot 1708 Japara genoemd.
Vestigingen
Japara, van 1613-1618 en vanaf 1651, comptoir, en later hoofdcomptoir tot
1708. Producten: rijst en peper. Fort, later twee kleine forten.
Samarang (nu Semarang): comptoir, hoofdcomptoir vanaf 1708. Vanaf 1748
zetelde zich hier de gouverneur. Belangrijkste producten: rijst, indigo. Fort.
Oenarang (nu Ungaran): Fort De Ontmoeting.
Sallatiega (Salatiga): Fort Hersteller.
Boujolalie (Bojolali): Fort Veldwachter.
Tagal (nu Tegal: comptoir. Belangrijkste producten: peper, rijst en hout voor Batavia. Fort.
Pekalongan: comptoir. Belangrijkste producten: rijst, suikerriet, indigo, koffie en hout voor Batavia. Fort Paccalonga.
Damak (nu Demak): comptoir. Belangrijkste product: rijst. Fort Goed Begin.
Djokjakarta (nu Yogyakarta): comptoir vanaf 1743. Fort Vredeburg.
Soerakarta: comptoir. Fort Vastenburg.
Joewana (Joana) (nu Juwana): comptoir. Belangrijkste producten: rijst, hout, indigo, katoenen garen.
Rembang: comptoir vanaf 1680. Belangrijkste product: hout, rijst. Fort.
Gressic/Grissee (nu Gresik), vanaf 1602 tot 1615: comptoir. Stapelplaats van voedsel, peper en textiel. Fort Goed Gevolgh.
Bawean (Poelau Loebak): post vanaf 1743
Soerabaja: comptoir vanaf 1743. Fort Providentia/Fort Belvédère.
Malang: na ca 1770 militaire post.
Bangkalan (op Madoera): Fort.
Soemenep (nu Sumenep, op Madoera): comptoir. Fort.
Banjoewangi (Banyuwangi): comptoir.
Japara
In Japara was een factory vanaf 1614 die de taak van Grissee overnam. In augustus 1618 werd de factorij door Mataram overvallen. In 1651 werd er opnieuw een VOC-vestiging in Japara geopend, met een comptoir
en later een hoofdcomptoir. Toen het al jaren onrustig was in Mataram liet de VOC eind 1676 Japara versterken. In 1677 werd de stad standplaats voor het compagniesleger in verband met de operaties in Midden en Oost-Java die in 1681 leidden tot overwinning op de opstandelingen tegen de soesoehoenan. Het legerkamp kwam op de hoogte aan de overzijde (oostzijde) van de rivier en de loge in de stad werd voorzien van een omwalling en bolwerken. De bezetting van de vesting is in 1705 op 25 man bepaald. In 1708 werd het hoofdcomptoir verplaatst
naar Semarang (ca 50 km ten zuiden van Japara) en werd dit hele VOC-gebied Java's Noord-Oostkust genoemd. De omwalde loge is na de verhuizing in 1708 omgebouwd tot een klein fort met vier halve bastions. Iets meer stroomafwaarts zou een tweede, kleiner, fort komen maar dat plan is vewrvangen door de bouw aan de overkant van de rivier, aan de oostelijke oever, van een klein fort op de "Bergh van Japara". De beide forten konden in 1741 maar ternauwernood een beleg van Chinees-Mataramse opstandelingen weerstaan. Na de oorlog van 1741-1743 is het kleine fortje op de oostoever uitgebreid tot een groter driehoekig fort. In ca 1745 is er een timmerwerf en zaagmolen ingericht. De werf is op de wijze van Onrust ingericht. Als hoofd is Hendrik Baak aangesteld
die baas-timmerman op de werf in Batavia is geweest [Gen. Missiven 11, p. 317, dd 31/12/1745].
Samarang
In 1678 moest Mataram Semarang aan de VOC overdragen. De bezetting van het grote fort, dat later de naam Prins van Oranje kreeg, is in 1705 op 130 man bepaald. In 1706 werd Samarang belaagd door 3500 Chinese oproermakers uit Batavia, versterkt met 20.000 man troepen uit Matara. Tot versterking voor de Hollanders arriveerde kon het fort verdedigd worden.
Tagal
in 1705 is het aantal VOC-dienaren in de pagger in Tagal 25 man. Het opperhoofd was een onderkoopman. De voornaamste handel was in rijst en andere waren. Het opperhoofd van Tagal staat onder het opperhoofd van Tsjeribon.
Damak
Damak was één van de oudste steden in het gebied. De VOC had er een pagger (pagar), een groep gebouwen beschermd door een omheining, met de naam Fort Goed Begin.
Oenarang
Vanuit Semarang zuidwaarts lagen aan de weg naar Souracarta achtereenvolgens de forten van Oenarang, Sallatiega en Boujalatie, gebouwd onder gouverneur-generaal Van Imhoff na de Chinees-Mataramse opstand van 1740-1743. Oenarang (het huidige Ungaran) was een dorp gelegen aan de voet van een berg, tussen Semarang en Salatiga. De berghellingen werden bebouwd met gewassen en vruchtbomen en werd zwarte suiker geteeld. Volgens Pieter van Dam, die de geschiedenis van de VOC rond 1701 beschreef, woonden er in Oenarang ongeveer 300 à 400 gezinnen die onderhorig waren aan hun vorst. In 1784 werd het fort 'de Ontmoeting' in Oenarang grotendeels vernieuwd. De naam van dit fort verwijst naar de ontmoeting in Oenarang van soesoehoenan Pakoeboewono II en gouverneur-generaal Gustaaf Willem van Imhoff op 11 mei 1746.
Sallatiega
De naam van het Fort Hersteller in Sallatiega (ook Salatiga) verwijst naar gouverneur-generaal Van Imhoff die zichzelf als hersteller van de macht van de Verenigde Oostindische Compagnie zag.
Boujolatie
Aan de weg van Semarang naar Soeracarta lag in Boujolatie het fort Veldwachter.
Soerakarta
Het rijk Mataram sloot rond 1680 een bondgenootschap met de VOC. Deze samenwerking verliep soms wat moeizaam omdat de vorst niet altijd even betrouwbaar bleek te zijn. Door de steun die de Verenigde Oostindische Compagnie in 1743 aan Pakoeboewono II verleende werd de koning definitief een vazal van de VOC en stond hij alle landen aan de noordkust van Java aan de Compagnie af. De VOC beheerste vanaf dat moment geheel Java. De VOC bouwde ort de Grootmoedigheid naast de residentie van de soesoehoenan in Soerakarta, het huidige Surakarta of Solo. Dit fort had ten doel om de koning te beschermen maar ook om zich tegen hem te kunnen verweren. Na 1756 werd de versterking De Grootmoedigheid vervangen door een groter fort met de naam Vastenburg.
Djokjoearta
Fort Rustenburg, later hernoemd in Fort Vredeburg, was vrijwel gelijk aan Fort Vastenburg in Soerakarta. Ook dit fort moest de vorst zelf bekostigen. Tegen 1790 was de bouw ervan klaar.
Joeana
Va de kleine post Joeana (ook Joana), het huidige Juwana, is geen plattegrond bekend. Het was een klein vierkant fort met diagonaal op de zuidoostelijke en noordwestelijke punt geplaatste hoekbastions. Tijdens de Chinees-Mataramse opstand in 1741 is het fort verwoest.
Rembang
De VOC was vanaf 1678 permanent gevestigd in Rembang. Rembang was zeer belangrijk voor de handel in djati-hout (teak-hout). Er was een grote houtwerf. Valentijn schrijft dat hier ook verscheidene scheeptjes voor de VOC opgetimmerd zijn. Hier was men verzekerd van aanvoer van djati-hout uit het achterland. Soms heeft een vaandrig soms een onderkoopman het gezag. Rembang heeft een vesting met in 1705 een bezetting van 25 man en de nodige handwerkslieden. Na de eerste Javaanse Successie oorlog werd in 1709 een nieuw, wat kleiner, vierkant fort met diagonaal twee hoekbastions gebouwd. In 1741 is het fort tijdens de Chinees-Mataramse opstand verwoest en de bezetting vermoord. Het fort werd met vier hoekbastions herbouwd.
Grissee of Gressic
Tijdens de Voorcompagnieën en in de eerste jaren van de VOC was Grissee (ook Gressic; tegenwoordig Gresik) al één van de belangrijkste aanloophavens. Ook vaak genoemd Jortan of Djaratan, naar een voorstad van Grissee en de eigenlijke handelswijk. In 1602 vestigde de VOC in Grissee een factorij. Grissee was een belangrijke havenstad en stapelplaats
van voedsel, peper en textiel. De Hollanders hadden moeite zich
hier een vaste positie te verwerven, omdat zij niet over de juiste
stoffen beschikten die de Javanen wensten; ook konden zij niet concurreren
met de lage prijzen van de Portugezen. De loge van de Compagnie werd in 1613, bij de inneming van Grissee door Mataram verwoest. Voorlopig werd het niet heropend. Pas nadat het leger van Mataram zich vanwege een epidemie terugtrok werd de factorij weer herbouwd. In hetzelfde jaar werd in Japara een nieuwe factorij gesticht die vanlieverlee de taak van Grissee overnam. In 1615 werd het kantoor gesloten.
Na de verwoesting van Grissee in 1717 door Oost-Javaanse
en Madoerese opstandelingen tegen Pakoeboewono I werd een nieuw fortje gebouwd met een vierkant grondplan en vier halve hoekbastions. Na 1746 werd het fort door Van Imhoff uitgebreid.
Bawean
Bawean (ook Baviaan of Poelau Loebak), een klein eiland 140 km ten noorden van Grissee strategisch voor de monding van het Westervaarwater tussen Java en Madoera gelegen, kwam in 1743 in bezit van de Verenigde Oostindische Compagnie. Er was puur om strategische redenen een post gevestigd om te voorkomen dat het eiland zou worden bezet door andere Europese landen.
Soerabaja
De VOC had sinds 1678 een vestiging in Soerabaja. In dat jaar werd er een houten pagger opgericht. De vesting Soerabaja had in 1705 een bezetting van 100 soldaten en beschikte over vaartuigen. Daarnaast waren 20 man voor Gressic bestemd. Omstreeks 1708 werd de houten pagger aan de noordkant van de stad vervangen door het kleine fort Providentia, later hernoemd in Belvédère. In 1717, tijdens de opstand van de Oost-Javanen tegen Pakoeboewono I was Soerabaja provisorisch omwald. Nadat Pakoeboewono II zijn gebieden aan Java's Noordoostkust aan de VOC had afgestaan na 1746, werd Soerabaja economisch van belang. Het achterland leverde indigo en suiker. De stad werd voorzien van een permanente omwalling.
Malang
In Malang had de VOC na ca 1770 een kleine militaire post bestaande uit een blokhuis met aan twee zijden een aarden bastion.
Bancalang (Madoera)
In Bangcalang (het huidige Pangkalan), aan de westzijde van het eiland Madura, had de VOC na het verdag met Pakoeboewono I in 1706 een klein houten fort opgericht langs de rivier Bangcalang. Het was een vierkant fort met twee punten. Na 1747 werd het houten fort vervangen door een stenen fort. In de 18de eeuw waren er steeds circa 35 VOC-dienaren werkzaam.
Soemenep (Madoera)
Na het verdrag met Pakoeboewono I in 1706 heeft de VOC in Soemenep in het oosten van Madoera een fort gebouwd. Er zijn geen plattegrond of gedetailleerde kaarten van bekend. Het kleine fort bestaat nog steeds.
Pasoeroean
Na de val van Pasaroean, eind september 1707, vestigde de VOC hier een klein fort. Het achterland werd na 1746 belangrijk voor de indigo en suiker.
Panaroekan
Panaroekan was nadat het oostelijk deel van Noordoost Java was veroverd door de VOC (1767-1772), de hoofdvestiging van dit gebied. Het fort was een eenvoudige houten versterking omgeven door pallisaden. De plaats was niet van economisch belang maar veeleer een militaire en bestuurlijke post om sluikhandel door Engelse en andere schepen te voorkomen.
Banjoewangi
Na de verovering van de uiterste Oosthoek van Java in 1772 was Blambangan de hoofdvestiging van gebied. Na ongeveer 20 jaar werd verhuisd naar Banjoewangie waar in de laatste jaren van de VOC-tijd een militaire post en verbanningsoord met strafgevangenis (een "bandietenplaats") was gevestigd. De VOC bouwde er een eenvoudig stenen blokhuis met de naam "Utrecht".
Hedendaagse overblijfselen uit de VOC-tijd
Japara: de stenen van het fort zijn als bouwmateriaal elders gebruikt; veel is er van het fort niet meer over.
Pekalongan: het fort is tegenwoordig in gebruik als gevangenis.
Semarang: Achter het treinstation Poncol aan Jalan Imam Bonjot waren tot voor kort nog ruïnes van het 18e eeuwse VOC-fort Prins van Oranje te vinden; er is nu niets meer van over. De in 1753 gebouwde kerk is nog steeds in gebruik.
Ungaran: Fort De Ontmoeting
Yogyakarta: Fort Vredeburg
Surakarta/Solo: De muren en het poortgebouw van Fort Vastenburg zijn nog aanwezig.
Sumenep: het kleine fort bestaat nog steeds.
Bronnen:
-
Dam, Pieter van, 1931. - Beschrijvinge van de Oostindische Compagnie, Tweede boek, deel I
- Knaap, Gerrit, 2007. - Grote Atlas van de Verenigde Oost-Indische Compagnie : II Java en Madoera.
-
Valentijn, F., 2003. - Oud en Nieuw oost-Indiën, deel IV/A.
- Atlas of Mutual Heritage
- Begrippenlijst Nederlands-Indië