Madagaskar

vestiging
Antongilbaai, 1645

Tijdens de Eerste Schipvaart (1595) onder leiding van Cornelis de Houtman verbleef de vloot vijf maanden lang aan de St. Augustijnbaai (aan de zuidwestkust, nabij het huidige Toliara) om de verzwakte bemanning weer op krachten te laten komen. Na 1656 werd de St. Augustijnbaai weer van belang voor de levering van vee, gezouten vlees (voor Batavia) en rijst voor vestiging aan Kaap de Goede Hoop. Net als de slaven was ook het verhandelde vee vaak afkomstig van krijgsbuit uit de oorlogen die de lokale stammen onderling voerden.

In 1645 kwam er een VOC-post aan de Antongilbaai (aan de noordoost-kust). Vanwege dysenterie en andere besmettelijke ziekten werd de post al vrij snel weer verlaten.

In het dorp Fometocke aan de Manegaro-rivier heeft de VOC ook enige tijd een handelsplaats gehad (Valentijn). Hier is in februari 1686 de Westerwijk gekaapt terwijl het schip voor anker lag voor de slavenhandel.

In 1645 hebben de Engelsen aan de St. Augustijnbaai een kolonie gehad maar ook zij moesten door besmettelijke ziekten en een vijandige bevolking het gebied snel verlaten. In 1649 probeerden zij zich weer te vestigen, ditmaal op het eiland Nosy Be voor de noordwestkust. Ook hier waren zij weer snel verdwenen. De Fransen hadden vanaf 1641 zo'n 30 jaar lang een vestiging op de zuidoostkust, Fort Dauphiné. Later in de 17e eeuw werden vanhier slaven betrokken voor o.a. de Nederlandse vestiging op Mauritius.

Er waren dus geen permanente Europese vestigingen op Madagaskar waardoor het ideaal was als basis voor piraten. Wel betrokken Europese en Arabische handelaren veel slaven van Madagaskar.

Bronnen:
- Grote atlas van de Verenigde Oost-indische Compagnie, deel I Atlas Isaak de Graaf/Atlas Amsterdam
- Valentijn deel V-b