Mauritius

Het onbewoonde eiland Mauritius is gelegen ten oosten van Madagaskar in de Indische Oceaan. Het eiland is wat bergachtig met de hoogste top op 828 m. Er was zeer goed drinkwater te vinden en de grond was vruchtbaar. Er stonden bossen met ebbenhout. Aangeplant door Matelief in 1606 waren citroen- en sinaasappelbomen. Van nature kwamen er geen grote dieren voor maar Portugezen en Nederlanders hebben er varkens, geiten en koeien uitgezet. Met de schepen kwamen ratten mee het eiland op waartegen men dan weer katten heeft uitgezet. Op drie plaatsen konden de schepen goed ankeren vanwege het rustige water; in de Zuidoostbaai bij Fort Frederik, in de Zwarterivier en in de Noordwestbaai. Rond februari kan het er flink stormen [5].

Portugezen waren de eerste

Vanuit Europees gezichtspunt is Mauritius mogelijk in 1505 door de Portugese kapitein Domingos Fernandez ontdekt. Valentijn noemt Tristan da Cunha [5]. De Portugezen hebben zich er nooit op enigerlei wijze gevestigd. Wel hebben zij er apen (Macaca fascicularis), varkens en geiten achtergelaten om later dienst te doen als verversing voor passerende Portugese schepen. Met de Portugezen zijn ook de eerste ratten op het eiland gekomen [3]. De introductie van deze nieuwe dieren zou flinke invloed hebben op de inheemse dieren, waaronder de beroemde dodo (Raphus cucullatus), en pogingen landbouw te gaan bedrijven.

En toen kwamen de Nederlanders

De eerste Nederlander kwam op Mauritius op 18 september 1598, Wybrant van Warwijck. Van Warwijck was met vijf schepen van de rest van de vloot van de zgn. Tweede Schipvaart, één van de Voorcompagnieën, afgedwaald en na een vergeefse poging op Madagaskar te landen, bij Mauritius terecht gekomen om vers water en voedsel te laden. Hij zou het groene eiland genoemd hebben naar stadhouder Prins Maurits. Een schip met de naam Mauritius maakte al deel uit van de Eerste Schipvaart en ook in de vloot van Van Warwick voer een Mauritius mee. Beide schepen zijn dan dus niet vernoemd naar het eiland. In de jaren daarna deden geregeld schepen van de Verenigde Oostindische Compagnie het eiland aan, Valentijn somt een aantal op. Vermeldenswaard is het vergaan van het schip waarmee oud-Gouverneur-Generaal Pieter Both repatrieerde. In de nacht van 5 op 6 maart 1615 vergingen tijdens een zeer zware orkaan zijn schip Banda en twee van de drie andere schepen die in een baai voor de oostkust van Mauritius voor anker lagen om hier te verversen. Door de zware noordwester wind waren de schepen uit de baai gedreven en vergaan. Alleen de Delft overleefde de ramp. Tesamen met de gehele bemanning van de Banda is Pieter Both daarbij verdronken. De op één na hoogste top van Mauritius heet nog steeds Pieter Bothsberg.

De VOC gebruikte het eiland aanvankelijk alleen als verversingsstation en bewoonde het niet permanent. Mauritius had twee goede natuurlijke havens, de Noordwester en de Zuidooster Haven, geschikt voor grote schepen. De Noordwester Haven was een beschutte baai en de Zuidooster Haven werd beschermd door een serie eilanden en riffen [1]. Mauritius was een vruchtbaar eiland, rijk aan vogels, waarvan de dodo of walgvogel voor de voedselvoorziening de belangrijkste werd, schildpadden en zeekoeien. Er werden varkens, herten en geiten op het eiland achtergelaten voor de vleesbehoefte. In de loop van de jaren 1630 vond de VOC een permanent bezetting noodzakelijk worden om te voorkomen dat de Fransen of de Engelsen zich er zouden vestigen. De VOC wilde het eiland voor de concurrenten bezetten vanwege het aanwezige ebbenhout en de verwachtte voordelen [1].

Permanente vestiging

In december 1637 werd het fluitschip Maan uitgezonden met de instructie om aan de Zuidooster Haven een sterkte te bouwen [1]. De vestiging werd aangelegd op de zuidoostkust, aan de natuurlijke haven die "Haven van Warwijck" genoemd werd. Nu bevindt zich hier de stad Vieux Grand Port. In vier maanden tijd werd in 1638 het vierkante houten Fort Frederick Hendrick gebouwd met bastions en kanonnen op iedere hoek. Op 29 augustus 1638 kon een garnizoen van 25 man onder commando van het eerste opperhoofd Cornelis Gooyer zijn intrek nemen in het fort [3].

Direct na zijn aankomst in 1639 liet de nieuwe gouverneur Adriaen van der Stel het fort verbouwen en bewapenen met 14 kanonnen en hij breidde het garnizoen uit tot 80 man. Adriaen zou opdracht hebben gekregen om het aanwezige ebbenhout te oogsten. Vanwege een gebrek aan arbeidskracht in het algemeen werden de eerste slaven van Madagaskar gehaald. Voor deze 'handel' werd in 1642 zelfs een factorij opgericht aan de Baai van Antongil (Noordoost Madagascar), maar aan het eind van 1646 werd deze factorij weer gesloten [3]. Van der Stel heeft tevens geprobeerd de landbouw (suikerriet, groente en fruit) te ontwikkelen, maar deels mislukte dit vanwege rattenvraat en droogte.

Tasman op bezoek

Voor een expeditie naar het onbekende Zuidland in opdracht van gouverneur-generaal Anthonie van Diemen vertrokken onder leiding van Abel Jansz. Tasman op 14 augustus 1642 het jacht Heemskerck en de fluit Zeehaan met totaal 110 koppen van Batavia. Al een dag na vertrek moest de Heemskerck eerst wat worden opgeknapt voordat ze verder konden omdat zo in zee gaan niet verstandig werd geacht. Voor dit soort risicovolle ondernemingen gebruikte de VOC niet de beste schepen en ook deze twee mankeerden het een en ander. Daarom ging de reis eerst westwaarts naar Mauritius. Op Mauritius had men vijf weken nodig om de schepen op te kalefateren want vooral met het tuigage van de Zeehaan was veel mis. De masten en ra's werden op Mauritius vervangen. Ook het want was oud, zwak en niet te vertrouwen dus moest hersteld worden. De bemanning kon intussen op Mauritius mooi aansterken voor de expeditie. Er werden verse voorraden water, groente, fruit en varkens en geiten ingeslagen en de expeditie kon beginnen. Op 8 oktober vertrok men uiteindelijk richting het Zuidland (zie ook onze pagina's over Australië) [4].

Op opvolger van Adriaen van der Stel, Jacob van der Meersch (1645-1649), richtte zich vooral op de oogst van ebbenhout [3]. In 1655 waren er drie nederzettingen op Mauritius. Er werd opnieuw geprobeerd de landbouw te ontwikkelen, maar ook nu weer mislukte dit vanwege de ratten [3].

Het eiland weer verlaten

Hierop verliet de VOC in 1658 Mauritius. De laatste gouverneur Abraham Evertsz verwoeste in 1658 Fort Frederik Hendrik en verliet in juli 1658 met de 40 overgebleven inwoners Mauritius met het jacht Schelvis en ging naar Batavia. Tussen 1658 en 1664 was Mauritius onbewoond op de gestrandde schipbreukelingen van de Arnhem na.

En weer opnieuw bezet

In 1663 kreeg de gouverneur van Kaap de Goede Hoop opdracht om de Nederlandse nederzetting op Mauritius weer op te bouwen en aanvankelijk met 10 of 12 man te bezetten [1] . In 1664 kwam het nieuwe opperhoofd Jacobus Nieuwland met een klein groepje mannen aan in de Haven van Warwick bij de ruine van Fort Frederik Hendrik. Binnen een jaar gaven zijn mannen aan hier niet langer te willen blijven en trokken met huisraad en al het binnenland in. Nieuwland was intussen al verzwakt en ziek geworden. Hij overleed eind mei 1665 in alle eenzaamheid. Een of twee dagen later, toen er een schip op de rede kwam, werd hij dood aangetroffen. Hij had het dagregister bijgewerkt tot 2 à 3 uur voor zijn dood. Met een kanonschot werd de rest van de bezetting naar het strand gelokt. De mannen wisten niets van zijn dood. Van Nieuwland werd op Mauritius begraven. De bezetting ging mee terug naar de Kaap omdat zij niet langer wilden blijven. Aan de Kaap aangekomen werden drie van hen opgehangen en twee gegeseld en gebrandmerkt en twee werden vrijgelaten omdat zij door de anderen gedwongen waren [5].

Zijn opvolger George Wreede hervatte de ebbenhout-oogst en starte voorzichtig met landbouw.Wreede nam het allemaal niet zo nauw en al in het eerste jaar werd er flink over hem geklaagd. Wreede zou weer overgeplaatst worden naar de Kaap maar voor het zo ver was is hij begin 1672 verdronken tijdens een storm bij de oostkust van Mauritius [2].

In 1673 werd Hubert Hugo opperhoofd. Nadat Mauritius opnieuw door de VOC bezet was, had het aanvankelijk onder Kaap de Goede Hoop geressorteerd maar vanaf nu was het weer een zelfstandige vestiging [1]. Hij ontwikkelde de landbouw verder, bouwde het fort weer op, bouwde een kerk, een zagerij en een looierij en legde in Flacq 16 km weg aan [3]. Ook moest hij de slavenhandel oppakken. De bevolking van het eiland nam toe.

Tegenslag

In 1676 werd Isaac Lamotius, die als onderkoopman aan de Kaap diende, aangesteld als opperhoofd. Pas op 17 september 1677 kwam hij op Mauritius aan. Het garnizoen bestond uit 55 soldaten en slaven en er woonden 32 vrijburgers. In 1690 moest hij van de Heren XVII een uitgebreide verhandeling schrijven over Mauritius, over de flora en de fauna. Op verdenkingen van knoeierijen werd Lamotius samen met twee raadslieden gevankelijk op de hoeker Duif naar Batavia afgevoerd en voor de Raad van Justitie gebracht. Hoe dat afgelopen is is niet bekend [1].

Lamotius werd door onderkoopman Roelof Diodati vervangen als opperhoofd. In 1695 verwoestte een zware orkaan het eiland. Verschillende vrijburgers verloren hun gewassen en velen verlieten het eiland [3].

Tijdens het bewind van het laatse opperhoofd Adriaan Momber van der Velde (1703-1710) was Mauritius er economisch zeer slecht aan toe. De VOC besloot in 1706 het eiland te ontruimen. Er woonden toen 48 VOC dienaren, 32 vrijburgers (5 in Zwarte Rivier, 15 in de noordwestelijke haven en 12 in Flacq) met 24 vrouwen, 69 kinderen en 71 slaven; in totaal 244 personen. In februari 1710 verliet de laatste Nederlander Mauritius [3].

In 1715 landde een Franse kapitein op Mauritius en noemde het Isle de France. In 1721 werd het officieel in bezit genomen door de Franse Oostindische Compagnie. In 1810 werd het eiland door de Engelsen veroverd evenals het Franse Bourbon, nu Réunion.

Dodo

De dodo is vermoedelijk aan het eind van de 17e eeuw uitgestorven. Vaak wordt geschreven dat dit door overbejaging gekomen zou zijn. De vogel was echter niet lekker en groot was het inwonertal van Mauritius ook niet. Tussen de afvalresten van de bewoners zijn ook geen botresten gevonden. Over het algemeen wordt tegenwoordig aangenomen dat de vogel uitgestorven is als gevolg van ontbossing (verdwijnen van de habitat) en de introductie van ratten op Mauritius, eerst meegekomen op de schepen van de Portugezen en later met de VOC-schepen.

Opperhoofden van Mauritius

1638–1639 Cornelis Simonsz. Gooyer
1639–1645 Adriaen van der Stel
1645–1648 Jacob van der Meersch in de rang van koopman
1648–1653 Reinier Por overleden
1653–1656 Maximiliaan de Jongh in de rang van onderkoopman
1656–1658 Abraham Evertsz
1658–1664 geen Nederlandse aanwezigheid
1664–1665 Jacob van Nieuwland overleden
1665–1672 George Frederick Wreede overleden
1673–1677 Hubert Hugo
1677–1692 Isaäc Johannes Lamotius
1692–1703 Roelof Diodati
1703–1710 Adriaan Momber van der Velde in de rang van onderkoopman

VOC herinneringen op Mauritius

In Ferney zijn nog overblijfselen van Fort Frederik Hendrik en er bevindt zich een klein museum over de Nederlandse vestiging; in 1998 is een monument opgericht ter herinnering aan de landing van de Nederlanders bij Vieux Port in 1598.

Bronnen

[1] Dam, Pieter van, 1939. Beschrijvinge van de Oostindische Compagnie, Tweede boek, deel III. - 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1939. (Rijksgeschiedkundige Publicatiën, no. 83) - 643 p., [nl]
[2] Moree, Perry J., 1998. A concise history of Dutch Mauritius, 1598-1710 : a fruitful and healthy land. - London/New York: Kegan Paul International, 1998. - 127 pp., [en]
[3] Ramerini, Marco, 1998. The Dutch in Mauritius : 1638-1658 and 1664-1710 — bekeken op 01/02/2003 — offline
[4] Roeper, Vibeke, en Diederick Wildeman, 2006. Het journaal van Abel Tasman 1642-1643. - Den Haag / Zwolle: Nationaal Archief / Waanders, 2006. - 208 p., [nl]
[5] Valentijn, François, 2004. Oud en Nieuw oost-Indiën, deel V/B. - Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, 2004. (Valentijn : beschryving van Oost-Indiën) [nl]