De Kamer van Rotterdam

Het Oostindisch Huis

Na in de eerste jaren na de oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie eerst bij de bewindhebbers thuis vergaderd te hebben, zoals in alle kamers, kocht de Kamer van Rotterdam in 1623 van bewindhebber Daniël van der Leck voor 21750 gulden een huis, erf en pakhuis aan de zuidkant van de Wijnstraat. Over de hele breedte van dit terrein met de aangrenzende nog onbebouwde grond werd een groot pakhuis gebouwd. In het huis aan de Wijnstraat was zeer waarschijnlijk de vergaderkamer van de Kamer van Rotterdam. In 1644 werd het ten westen aangrenzende pakhuis en terrein dat liep van Wijnstraat tot Wijnhaven voor 9000 gulden aangekocht. Het pakhuis aan de Wijnhaven kon hierdoor naar het westen worden verbreed en uitgebreid met een vleugel naar de Wijnstraat.

Oostindisch Huis Rotterdam

Oost-Indisch Huis aan de Boompjes, ca 1700 (door Petrus Schenk; maakt deel uit van
de beeldcollectie "Atlas van Stolk" in het Schielandshuis in Rotterdam).

In de tweede helft van de 17e eeuw begonnen de panden aan de Wijnstraat bouwvallig te worden. In 1690 besloot de Kamer van Rotterdam een geheel nieuw complex te bouwen waar uiteindelijk in 1694 door de Heren XVII toestemming voor werd gegeven. Een terrein aan de Boompjes, tussen de Grote Draaisteeg en het westelijk eind van de Scheepmakershaven, waar voordien scheepstimmerwerven waren, werd aangekocht en het jaar daarop werd met de bouw van de pakhuizen begonnen. In januari 1696 werd tot de bouw van het Oostindisch Huis besloten, een groot huis aan de Boompjes, waarvan de bouw vier jaar duurde. Het Oostindisch Huis werd aan beide zijden geflankeerd door de pakhuizen. De vergaderzaal van de bewindhebbers, met een reeks portretten van de gouverneurs-generaal (kopieën van portretten die in Batavia hingen en waarvan zich in Middelburg ook zo'n reeks bevond), was direct rechts naast de hoofdingang gelegen. In het verkooplokaal links van de hal hingen portretten van de bewindhebbers. In de kelder bevond zich de smederij. In 1698 werden de percelen tussen Wijnstraat en Wijnhaven verkocht. Hierdoor was er meer opslagruimte nodig en was uitbreiding noodzakelijk. In 1709 en 1719 gaven de Heren XVII toestemming voor uitbreiding. In 1720 werden de pakhuizen doorgetrokken tot de Scheepmakershaven en met elkaar verbonden door een loods die zowel pakhuis als slachthuis was. Hierdoor kwamen de gebouwen rond een centrale binnenplaats te liggen.

De Pakhuizen

Behalve de pakhuizen aan de Wijnhaven had de VOC meer pakhuizen in gebruik. In 1659 kocht de Kamer van Rotterdam drie erven aan de Punt, gelegen tussen Wijnhaven en Scheepmakershaven. Hier werden enkele grote pakhuizen gebouwd rondom een binnenplaats. Aan de Scheepmakershaven had het complex een imposante voorgevel.

Scheepswerf

Op 1 september 1632 kocht de Rotterdamse Kamer van scheepstimmerman Andries Willemsz. de oostelijke helft van negen erven gelegen aan de zuidzijde van de Scheepmakershaven en die doorliepen tot aan de Boompjes. Tot dan toe werden de schepen op particuliere werven gebouwd. In 1685 verhuisde de scheepswerf naar een terrein tussen de Oostzeedijk en Boerengat, waar ook de Admiraliteitswerf gelegen was. In 1694 werd de oude werf aan de Scheepmakershaven verkocht ten behoeve van woningbouw.
Op de scheepswerven in Rotterdam zijn ca 120 schepen voor de VOC gebouwd. Volg deze link voor een overzicht van schepen gebouwd voor de Kamer van Rotterdam.

Lijnbaan

In 1620 werd een lijnbaan met baanhuis gebouwd vlakbij de Coolsche of Binnenwegsche Poort. In 1718 kreeg dit terrein een bestemming voor branderijen en moest de lijnbaan naar elders verhuizen.

Uitgevaren voor de Kamer van Rotterdam

Onderstaande tabel toont per jaar het aantal schepen dat van Patria uitgevaren is voor de Kamer van Rotterdam (gebaseerd op de gegevens in de database van de VOCsite).

jaar#
16022
16051
16071
16122
16131
16142
16161
16181
16191
16202
16212
16221
16233
16271
jaar#
16281
16291
16301
16311
16321
16342
16371
16391
16401
16411
16421
16442
16471
16481
jaar#
16491
16501
16511
16522
16532
16552
16571
16582
16593
16612
16622
16631
16643
16651
jaar#
16661
16674
16686
16695
16701
16714
16722
16741
16752
16761
16771
16781
16801
jaar#
16811
16821
16843
16851
16862
16871
16882
16892
16901
16912
16921
16932
16941
16953
jaar#
16971
16981
16992
17001
17012
17021
17031
17043
17051
17063
17072
17081
17092
17102
jaar#
17112
17122
17131
17143
17152
17163
17171
17184
17194
17201
17213
17222
17232
17244
jaar#
17252
17262
17273
17283
17292
17302
17313
17322
17332
17343
17352
17362
17374
jaar#
17382
17392
17401
17413
17421
17433
17442
17452
17462
17472
17482
17493
17503
17512
jaar#
17522
17532
17544
17551
17562
17572
17582
17592
17601
17613
17622
17633
17642
17652
jaar#
17662
17672
17682
17691
17702
17711
17723
17732
17743
17753
17762
17772
17781
17792
jaar#
17803
17832
17842
17852
17861
17872
17882
17892
17904
17911
17923
17932
17941

Hedendaagse getuigen van de VOC-geschiedenis

Helaas is het VOC-complex aan de Boompjes, met het nog vrijwel in zijn oorspronkelijke staat verkerende Oostindisch Huis, bij de bombardementen van Rotterdam op 14 mei 1940 verloren gegaan. Alleen het ornament boven de ingang is uit de brokstukken gered, gerestaureerd en bevindt zich in het Historisch Museum Rotterdam. Van de 67 portretten die bij de opheffing van de Verenigde Oostindische Compagnie in het verkooplokaal hingen, zijn er nog 48 over; het merendeel daarvan hangt in het Historisch Museum van Rotterdam. De portretten van de gouverneurs-generaal bevinden zich in het Rijksmuseum in Amsterdam.

Bronnen

- Gelder, R. van en L. Wagenaar, 1988. - Sporen van de Compagnie : de VOC in Nederland.
- Overvoorde, J.C. en P. de Roo de la Faille, 1928. - De gebouwen van de Oost-Indische Compagnie en van de West-Indische Compagnie in Nederland.