Hendrick Hamel

Hendrick Hamel is in 1630 in Gorinchem geboren. Op 17 november 1650 verliet hij Nederland aan boord van het jacht Vogelstruis als bosschieter. Op 4 juli 1651 kwam hij aan in Batavia. Verder is er betrekkelijk weinig bekend over Hendrick Hamel. Hij is beroemd geworden dankzij het rapport, het "Journael" dat hij voor de Gouverneur-Generaal en de Heren XVII heeft geschreven naar aanleiding van de opmerkelijke belevenissen van de schipbreukelingen van de Sperwer, in 1653 gestrand op een eilandje voor Korea. Het Journael is bewaard gebleven en ligt in het Nationaal Archief in Den Haag. De kopie die voor het archief in Batavia is gemaakt, is verloren gegaan.

Op 18 juni 1653 vertrok Hamel als boekhouder aan boord van het jacht Sperwer van Batavia naar Formosa (Taiwan). Aan boord was Cornelis Caesar die de gouverneur van Formosa zou aflossen. Ook wachtten ze nog geruime tijd op soldaten, maar die kwamen niet. Met enig oponthoud hierdoor bereikte het schip zonder problemen op 16 juli 1653 Formosa. Na de nieuwe gouverneur van Formosa afgeleverd te hebben, zette de Sperwer koers richting Nagasaki in Japan. Hevige storm drijft hen echter in de richting van China. Ze zagen mannen op het strand lopen maar omdat ze meenden dat schipbreukelingen voor de lading werden vermoord, gingen ze niet aan land. Gelukkig slaagden ze er in van de Chinese kust af te komen. In de dagenlang durende storm liepen ze op 16 augustus 1653 op de onder water gelegen rotsen aan de zuidkust van het Koreaanse eiland Cheju, door Hamel Quelpaerts Eiland genoemd. Van de 64 man die aan boord waren overleefden 36 de schipbreuk.

Om de historische band tussen Zuid-korea en Nederland te herinneren is op het eiland Jeju is het VOC-schip de ‘Sperwer' op ware (of driekwart?) grootte nagebouwd. Het staat op het droge in Seogwipo, een stad aan de zuidkustvan het eiland.

De overlevenden komen aan land op een beschut strandje. Ze redden van het schip wat er te redden was en begroeven de doden. Na een paar dagen zien ze achter een heuvel een man die ze aanroepen, maar die loopt weg. Later op die dag komen drie andere mannen. Een matroos biedt de mannen een geweer aan in ruil voor vuur. De volgende dag verschijnt een legertje van 1000-2000 Koreanen die hen te verstaan geven dat ze gevangen zijn. De lading van het schip wordt in beslag genomen waarbij nauwkeurig werd vastgelegd waaruit de lading bestond, en het schip zelf wordt door de Koreanen verbrand. De volgende dag gaan ze naar Taejong en overnachten daar. Vandaar gingen ze naar Cheju-stad (jeju) aan de noordkust van het eiland en werden ondervraagd door de gouverneur Yi Wonjin. De gouverneur heeft hen goed onthaald. Ze kregen verzorging voor de zieken en de gouverneur zou z'n best doen om hen naar Japan te laten gaan. Na enige weken moesten ze bij de gouverneur komen en daar zat een blanke man met rode baard in Koreaanse kleding. Dat bleek de Hollander Jan Jansz Weltevree te zijn, ooit, in 1627, met het jacht Ouwerkerk zelf op de kust Korea gestrand. Weltevree was gestuurd door de koning van Korea om als tolk op te treden. Het was vreemden niet toegestaan het land te verlaten en daarvoor was een historische reden. Ingeklemd tussen de Mantsjoes, aan wie zij zich hadden moeten onderwerpen, in het noorden en de Japanners, die zo'n 60 jaar eerder gepoogd hadden Korea te veroveren, in het zuiden, was Korea een tamelijk gesloten land. Het uitlekken van informatie zou gevaarlijk voor het land kunnen zijn. De schipbreukelingen zouden nog negen maanden op het eiland moeten blijven want ze kregen geen toestemming om te gaan. Een nieuwe gouverneur was hen minder goedgezind. Drie man hebben een ontsnappingspoging gedaan. Ze hadden daarvoor een bootje gevonden, maar ze konden er vanwege het voor hen onbekende tuigage moeilijk mee zeilen, de mast brak en bootje bleek lek te zijn. Toen ze ook nog werden gevolgd door een ander bootje gaven ze hun ontsnappingspoging op. Ze werden gestraft voor hun ontsnappingspoging.

Na negen maanden moesten de Hollanders naar Seoul komen. Geketend om te voorkomen dat ze zouden ontsnappen gingen ze op drie bootjes naar het vaste land. Per paard gingen ze over land verder naar Seoul. Daar werden ze door de koning ontvangen en ondervraagd. Ze vroegen de koning opnieuw het land te mogen verlaten. Maar dat mocht niet want ze hadden verteld dat ze Christenen waren. In plaats daarvan werden ze ingedeeld bij de lijfwachten van de koning. Weltevree was kapitein van een soort Koreaans vreemdelingen legioen waarbij zij werden ingedeeld. Ze woonden bij Chinezen in en moesten voor hun eigen eten zorgen en kregen soldij. Ze werden gelijkgesteld aan de andere soldaten.

Na drie jaar kwam een Chinese Mantsjoe-gezant naar Korea omdat Korea schatplichtig was aan China. Twee Hollanders, de opperstuurman en een matroos, namen die gelegenheid te baat door onder voorwendsel dat ze brandhout moesten halen een poging te doen om te ontsnappen. Zij gingen naar het bos en toen de gezant op terugreis voorbij kwam gingen zij naar de gezant in Hollandse kleding. De Chinezen werden echter door de Koreanen omgekocht om niemand iets over de schipbreukelingen te vertellen. De twee Hollanders zouden gedood worden maar de Koreaanse koning heeft dat voorkomen. Ze werden gevangen gezet en stierven enkele maanden later in de gevangenis. De koning besloot de overige Hollanders te verbannen naar het dorpje Pyongyong in het zuiden van Korea.

Vanaf maart 1656 hebben ze zeven jaar hebben ze in Pyongyong gewoond tot februari 1663. Met bedelen en eenvoudige werkzaamheden konden zij enigszins in hun levensonderhoud voorzien. De laatste drie jaar heerste er echter hongersnood en konden ze niet goed gevoed worden door de legercommandant. De commandant schreef de koning een brief waarop de koning besloot de overgebleven 22 man te verdelen over drie andere steden (Namwon, Sunchon en Chwasuyong). Na twee jaar, in 1666, besloten ze met een boot te ontsnappen. Ze lieten een bevriende Koreaan een boot voor hen kopen. Ze organiseerden een feestje op het strand en gingen zo lang door dat alle Koreanen weg waren. Toen hebben ze hun spullen in het bootje geladen en voeren met acht man (meer konden er niet mee) weg. Ze zetten koers naar Japan, voor de Japanners herkenbaar aan een zelfgemaakte Hollandse vlag. Er waren de afgelopen twee jaar zes van hen overleden en dus bleven er nog acht schipbreukelingen in Korea achter.

In Yeosu, aan de zuidkust van Zuid-Korea, bevindt zich het Hamel Museum, geopend in 2012. Het museum is onder de Geo Buk Seon Bridge tussen Dlsan en Yeosu Expo gebouwd. Hier staat ook het Hamel Light House.

Na een paar dagen bereikten ze de Goto-eilanden in noordwest Japan. Ze werden daar vastgehouden en ondervraagd door de gouverneur. Ze werden er goed behandeld. Na een paar dagen werden ze naar Nagasaki gebracht. Daar wist men al dat ze zouden komen en werden door de Hollanders in Deshima op 14 september 1666 met gejuich ontvangen. De gouverneur van Nagasaki wilde hen eerst spreken voor het geval het vermomde Christenen zouden zijn; daar moesten ze niets van hebben. Zij kregen een lijst van 54 vragen te beantwoorden. De toestemming om te vertrekken liet zo lang op zich liet wachten dat ze de boot naar Batavia misten (de fluit Esperance vertrok op 23 oktober 1666). Op 25 oktober werden ze nogmaals door de gouverneur van Nagasaki ondervraagd met dezelfde lijst van 54 vragen. Waarschijnlijk in de periode dat ze noodgedwongen nog een jaar in Deshima moesten blijven, schreef Hendrick Hamel daar hun belevenissen op in zijn Journael. Op 23 oktober 1667 vertrokken de acht mannen aan boord van de Spreeuw naar Batavia waar zij op 28 november aankwamen. Toen kon het rapport aangeboden worden aan gouverneur-generaal Maatsuycker.

Hamel bleef aanvankelijk na aankomst in Batavia in Indië. De andere zeven zijn direct doorgereisd naar Nederland en kwamen daar op 20 juli 1668 aan. Hamel is in 1669 naar Nederland is teruggekeerd, gelijktijdig met een tweede groep overlevenden van de stranding van de Sperwer. De zeven man van de tweede groep kregen dankzij bemiddeling van Japan toestemming om Korea te verlaten. De achtste man bleef vrijwillig in Korea. De Japanners wisten de Koreanen te overtuigen dat de schipbreukelingen geen Christenen (lees: katholieke missionarissen en hun bekeerlingen) waren en onderdanen waren van een tribuutnatie van Japan (nl. Nederland). In august 1670 verscheen Hamel met twee leden van die tweede groep overlevenden voor de Heren XVII om uitbetaling van hun soldij over de jaren van hun gevangenschap in Korea te vragen. De eerste groep had dat ook al gevraagd. Beide verzoeken werden afgewezen. Dienaren van de VOC hadden namelijk alleen recht op soldij wanneer zij aan boord van een schip van de VOC dienden of in één van de factorijen.

Hamel heeft enkele jaren in Gorinchem gewoond maar is op 11 december 1671 aan boord van de fluit Opmeer weer terug gegaan naar Indië. Gegevens omtrent dit verblijf in Indië zijn niet bekend. In 1690, of misschien iets eerder, is hij terug in Gorinchem. Daar is hij als vrijgezel gestorven op 12 februari 1692.

Nadat de Sperwer officieel als verloren werd beschouwd vaardigde gouverneur Joan Maetsuyker een bevel uit waarin het verboden werd na 1 juli naar de wateren ten noorden van Taiwan te gaan vanwege het gevaar van de wervelstromen die in dat jaargetijde in de wateren tussen China en Japan veel voorkomen.

Kopieën van het Journael kwamen in handen van drie verschillende uitgevers in Holland die de belevenissen ieder op hun eigen wijze uitgaven. De minst betrouwbare versie is eerst naar het Frans en later naar het Engels vertaald en was lange tijd de enige informatie die buitenlanders over Korea konden krijgen. Een goede moderne vertaling van het gehele Journael is in 2003 van de hand van Vibeke Roeper en B. Walraven verschenen.

Bronnen:

- Roeper, V. en B. Walraven (red.), 2003. - De wereld van Hendrik Hamel : Nederland en Korea in de zeventiende eeuw.
- VPRO-radio; OVT - Het spoor terug: "Dit lant bij ons Coree genaemt", 5 en 12 oktober 2003.
- http://www.hendrick-hamel.henny-savenije.pe.kr/

Meer over dit onderwerp:

- Savenije, H. (vert.), 2003. - Het journaal van Hendrick Hamel: de verbazingwekkende lotgevallen van Hendrick Hamel en andere schipbreukelingen van het VOC-schip de Sperwer in Korea.