Woordenlijst - Personeel en organisatie

inhoudsmaten
als eenheid voor de inhoudsmaat gold de mengelen (of mingelen), een andere naam voor kruik, ongeveer 1,2 liter, en die was weer onderverdeeld in 8 mutsjes. een pint = 4 mutsjes = 0,6 l. een stoop = 2 mingelen = 2,4 l. een halfaam = 64 mingelen = 76,8 l. een aam = 128 mingelen = 153,6 l. een okshoofd = 1 1 / 2 aam = 230,4 l. een toelast = 4 aam = 614,4 l. Kleine glaasjes heetten pimpeltjes en waren niet steeds even groot; voor medicijnen, limoensap — tegen de scheurbuik e.d. gebruikte men pimpeltjes, waarvan er acht in een mutsje gaan. De inhoud van een pimpel was dus ruim 1,8 cl. Als eenheid voor granen, rijst e.d. diende de schepel = 27,814 l. Bahar, of baar: Inlandsche inhoudsmaat, bevattende plm. 500 Amsterdamsche pond specerijen; het gewicht was afhankelijk van het soortelijke gewicht.
virtel
ook vierendeeltje: oorspr. naam voor een kleine boterton. Een okshoofd van 30 virtels. Zie ook achtendeeltje.
el
lengtemaat die ook binnen Nederland van plaats tot plaats kon verschillen. Met betrekking tot de VOC werd meestal de Amsterdamse el gebruikt.
1 Amsterdamse el = 0,6878 m
1 Haagse el = 0,694 m
1 Twentse el = 0,587 m
1 Engelse el = 0,914 m
(in de 19e eeuw was 1 Nederlandse el = 1 m)
voet
lengtemaat:
1 Amsterdamse voet = 0,2831 m
1 Rijnlandse voet = 0,3139 m
1 Engelse voet = 0,3048 m
De Amsterdamse voet is verdeeld in 11 duim. De voet werd ook wel verdeeld in palmen. Deze laatste eenheid werd gebruikt om de diameter van rondhout voor masten en ra's aan te geven.
pikol
gewichtseenheid, 61,76 kg. Dit zou het gewicht zijn dat een arbeider kon dragen. 20 Pikol is een kajong (in de 17e eeuw gelijk aan 1 last, 1250 kg; later werd 1 last bijna 2000 kg).
verdek
dek boven het overloopdek.
iedere bak
ook Bakverblijf en voorkasteel. [1] Voorste afgeschoten deel van het verdek, meestal het verblijf van de matrozen en andere bemanningsleden met een lage rang. [2] De bak was ook de benaming van de eetbak (of balie) waaruit gegeten werd, [3] van de ploeg mannen die te samen aten (bij de VOC bestond een bak uit 7 man) of [4] van een schotel of kom, ook tinnen of metalen etensbord.
busschieter
ook Bosschieter. Ervaren matrozen belast met het afvuren van de kanonnen (bus was een oud woord voor kanon), behorende tot het lagere scheepsvolk. De militaire kanonnier had eenzelfde taak.
Bosschieter
ook busschieter: fuselier, zeesoldaat, kanonnier.
kanonnier
militair met als taak het afvuren van kanonnen., een taak die ook door bosschieters werd uitgevoerd maar dat waren zeelui.
pikol
gewichtseenheid, 61,76 kg. Dit zou het gewicht zijn dat een arbeider kon dragen. 20 Pikol is een kajong (in de 17e eeuw gelijk aan 1 last, 1250 kg; later werd 1 last bijna 2000 kg).
Factorij
comptoir. Handelsplaats, met slechts een aantal eigen gebouwen voor opslag, administratie en behuizing, op basis van vrijhandel en in vrijheid bedongen overeenkomsten, tezamen met kooplieden uit andere landen.
comptoir
zie Factorij
aam inhoudsmaat. Zie inhoudsmaten.
achtendeeltje botervaatje, het achtste deel van een gewone boterton. Men had ook vierendeeltjes. Zie ook virtel.
adviesjacht Snelvarend vaartuig om berichten en personen binnen de vloot over te brengen.
Amsterdamse el lengtemaat. Zie ook: el.
Amsterdamse voet lengtemaat. Zie ook: voet.
anticipatiegelden de algemene naam van een lening op nog te verkopen producten, nog te innen belastingen, etc. Bij de VOC kreeg hij, die haar gelden voorschoot op de met de eerstvolgende vloot verwachte specerijen, daarvoor, behalve een vaste rente, ook preferentie bij de verkoop van die specerijen. Later werden het voorschotten tegen recipissen, op korte termijn, meestal zes maanden, à 3%.
artikelbrief voordat een VOC-schip naar de Oost vertrok werd in bijzijn van een bewindhebber door het voorlezen van de zgn. artikel-brief aan de bemanning, aan de opvarenden duidelijk gemaakt wat hun rechten en plichten en wat de regels voor orde en discipline aan boord waren.
asta oud-Indische lengtemaat van ca 48 cm.
baar ook Bahar, bhaer. Niet overal even zware gewichtseenheid. De Arabische baar was 393 pond, de Hollands-Portugese baar in de Molukken 550 pond. In de indische archipel gerekend op 3 pikol of 375 pond.
baars kuipersbijl, ook holmes of houw genaamd.
bahar of Baar: Inlandsche inhoudsmaat, bevattende plm. 500 Amsterdamsche pond specerijen; het gewicht was afhankelijk van het soortelijke gewicht. 1128 bahar = 423000 pond zwarte per, dus 1 bahar zwarte peper is 375 pond.
bak ook Bakverblijf en voorkasteel. [1] Voorste afgeschoten deel van het verdek, meestal het verblijf van de matrozen en andere bemanningsleden met een lage rang. [2] De bak was ook de benaming van de eetbak (of balie) waaruit gegeten werd, [3] van de ploeg mannen die te samen aten (bij de VOC bestond een bak uit 7 man) of [4] van een schotel of kom, ook tinnen of metalen etensbord.
bal kanonskogel; het kaliber van geschut werd aangeduid als bijv. "metale stucken van 24 pond bals".
balie houten bak, in het bijzonder die welke bestemd was om het eten voor iedere bak in te doen: snertbalie. Bij de uitdeling van het oorlam stond de bemanning om de brandewijnsbalie. Geheel iets anders was de varsebalie, of verse balie, oorspronkelijk zoetwaterbak, ook naam voor een matroos, die het pekelvlees een etmaal voor het gebruik in zoet water te week zette en ook de stokvis weekte en beukte.
ballast (aanvullende) lading in het vrachtruim teneinde het zwaartepunt van het schip laag genoeg te situeren om de stabiliteit daarvan te verzekeren.
bandrol lijst van op een schip meegezonden goederen, doorgaans exclusief de gewone lading.
bas klein bronzen scheepskanon zonder affuit.
beursvaatje buskruitvaatje, zo genoemd omdat het van boven met een leren beurs of zak werd dichtgebonden, opdat er geen vonken van de lont in zouden vallen.
bewindhebber directeur van een Kamer van de VOC.
boekhouder-generaal persoon die belast is met de samenstelling van de generale boekhouding uit de gegevens van de afzonderlijke comptoiren (kantoren) en schepen.
bootsman ook Hoogbootsman. Onderofficier, hield toezicht op het staande en lopende want van het schip, met name met dat van de grote mast. De hoogbootsman had de hoogbootsmansmaat en alle matrozen onder zich.
bosschieter ook busschieter: fuselier, zeesoldaat, kanonnier.
bot(h) 1. een eind touw; bot vieren of bot geven is het touw laten schieten, het tegenovergestelde van aanhalen of inpalmen. 2. de bocht in de dekbalken, waardoor het dek in het midden hoger komt te liggen dan aan de kanten.
bottelarij opslagruimte op een dek voor de dagelijkse voedselvoorziening.
burger vrijburger, persoon niet in dienst van de Compagnie, die zich met toestemming van de Compagnie vestigde op Compagnies-grondgebied, meestal ex-dienaren; in de 19de eeuw ook: afstammelingen van deze vrijburgers, in het bijzonder 'Dutch Burghers'. Zij bezaten soms eigen schepen om zelf handel te drijven. In meervoud ook vrijlieden genoemd.
busschieter ook Bosschieter. Ervaren matrozen belast met het afvuren van de kanonnen (bus was een oud woord voor kanon), behorende tot het lagere scheepsvolk. De militaire kanonnier had eenzelfde taak.
candel ook Candil. Een lastmaat, zoveel een span ossen kan dragen. Gewoonlijk 480 pond.
cargasoen scheepslading
catti gewichtseenheid, 1/100 pikol of ongeveer 620 gram.
college van heemraden college, opgericht in 1664, om alle grensgeschillen van de in Batavia en omgeving gelegen landerijen te beslechten; het college was verder belast met het onderhoud van wegen, bruggen, grachten, dijken, dammen en sloten. Door Daendels werd het college in 1809 opgeheven en de bevoegdheden overgebracht naar het college van schepenen.
college van weesmeesters Bestuursorgaan in Indië. Dit college college had als taken: het behartigen van de belangen van vader- en/of moederloze minderjarigen en het beheer van onbeheerde nalatenschappen van overleden niet-inlanders, zonder erfgenamen.
commandement bestuurseenheid van de Compagnie [op Ceylon] onder een commandeur; het commandement van Jaffna, het commandement van Galle, destijds genaamd: het Gaals commandement.
commissaris VOC-dienaar die met omschreven bevoegdheden een taak of opdracht uitvoert.
commissaris-generaal de titel van hoogste bestuurders in Indië, met buitengewone macht bekleed en theoretisch geplaatst boven de regering in Batavia met aan het hoofd de Gouverneur-Generaal.
comptoir zie Factorij
constapel ook konstapel, tegenwoordig konstabel. Scheepsofficier belast met de zorg voor geschut en munitie; ook kanonnier.
dagregister register waarin de belangrijkste gebeurtenissen worden bijgehouden; bijvoorbeeld van een inspectiereis, of inkomende en uitgaande schepen, feestdagen, etc.
dessave Europees hoofd van een district op Ceylon.
drossen weglopen van een schip door een zeeman.
duim lengtemaat, eentiende of eenelfde deel van een voet.
1 Nederlandse duim = 1 cm (19de eeuw)
1 Amsterdamse duim = 2,547 cm
1 Engelse duim (inch) = 2,54 cm
dwarskijker Japans: Metsuke. Controleur van de shogun.
eis lijst van benodigde goederen, geld, onderdelen, oorlogsmaterieel en personeel die jaarlijks door Batavia naar patria werd gezonden. Ook de Heren XVII zonden jaarlijks een eis van benodigde Indische waren en koopmanschappen naar Batavia.
el lengtemaat die ook binnen Nederland van plaats tot plaats kon verschillen. Met betrekking tot de VOC werd meestal de Amsterdamse el gebruikt.
1 Amsterdamse el = 0,6878 m
1 Haagse el = 0,694 m
1 Twentse el = 0,587 m
1 Engelse el = 0,914 m
(in de 19e eeuw was 1 Nederlandse el = 1 m)
enterlopers ook Interlopers. Oostindiëvaarders die buiten de VOC om handelden.
equipage het bouwen, repareren, bevoorraden en uitreden van schepen.
equipagemeester persoon die verantwoordelijk is voor alle materialen die in Indië in gebruik waren.
examinator der zeekaarten moest o.a. alle kopieën van kaarten die werden meegegeven aan de schepen vergelijken met de officieel goedgekeurde originelen en als bewijs van goedkeuring zijn handtekening er op zetten.
extra-ordinaris raden hoge functionarissen van de Compagnie die wel vergaderingen van de Raad van Indië mochten bijwonen maar geen stemrecht hadden.
facaar gewichtseenheid in Tonkin en Japan.
factorij comptoir. Handelsplaats, met slechts een aantal eigen gebouwen voor opslag, administratie en behuizing, op basis van vrijhandel en in vrijheid bedongen overeenkomsten, tezamen met kooplieden uit andere landen.
1

Als basis voor de woordenlijsten hebben onderstaande bronnen gediend:
- Brug, P.H. van der, 1994. - Malaria en malaise : de VOC in Batavia in de achttiende eeuw.
- Haalmeijer, H. en Vuik, D., 2002. - Fluiten, katten en fregatten - de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, 1602-1798.
- Kamer, H.N., 1995. - Het VOC-retourschip : een panorama van de 17de- en 18e-eeuwse Nederlandse scheepsbouw.
- Stapel, F.W., 1927 - Pieter van Dam's beschrijvinghe van de Oostindische Compagnie, eerste boek, deel 1.
- Wagenaar, L., 1994. - Galle, VOC-vestiging in Ceylon.