Woordenlijst - Scheepsbouw
helmhout
ook Helmstok of Roerpen. Stok waarmee een stevenroer wordt bediend.
ook Helmstok of Roerpen. Stok waarmee een stevenroer wordt bediend.
luik
afsluiting van het luikgat.
afsluiting van het luikgat.
puttingijzers
ijzeren beugels, waarmee de onderste jufferblokken worden vastgezet.
ijzeren beugels, waarmee de onderste jufferblokken worden vastgezet.
Portuurlijn
rustlijn: houdlijn voor het anker.
rustlijn: houdlijn voor het anker.
luikhoofden
de verhoogde rand om een luikopening.
de verhoogde rand om een luikopening.
Potdeksel
getande plank die de openingen tussen de spantdelen tussen binnen- en buitenbeplanking afdekt.
getande plank die de openingen tussen de spantdelen tussen binnen- en buitenbeplanking afdekt.
Voorscheen
in het algemeen een uitstekende houten verdikking, zie ook Schee
in het algemeen een uitstekende houten verdikking, zie ook Schee
mars
kraaienest: houten platform rond de top van de ondermast en soms ook van de marssteng, rustend op de zalingen, dat werkruimte biedt bij het aanslaan en bergen van de zeilen, spreiding geeft aan het want van de steng en als uitkijk- en verdedigingsstelling dient.
kraaienest: houten platform rond de top van de ondermast en soms ook van de marssteng, rustend op de zalingen, dat werkruimte biedt bij het aanslaan en bergen van de zeilen, spreiding geeft aan het want van de steng en als uitkijk- en verdedigingsstelling dient.
galjoen
[1] zeilschip met meerdere dekken en drie tot vier masten, voorzien van een voor de boeg uitstekend ondersteund dekje dat uiterlijke overeenkomst vertoont met de stootram van de Galjas; [2] voor de boeg uitstekende constructie met roosterdekje; vaak versierd met boegbeeld; van hier uit werden de zeilen van de boegspriet bediend; deed ook dienst als toilet.
[1] zeilschip met meerdere dekken en drie tot vier masten, voorzien van een voor de boeg uitstekend ondersteund dekje dat uiterlijke overeenkomst vertoont met de stootram van de Galjas; [2] voor de boeg uitstekende constructie met roosterdekje; vaak versierd met boegbeeld; van hier uit werden de zeilen van de boegspriet bediend; deed ook dienst als toilet.
kluiverboom
op of naast de steven liggend, naar voren uitstekend rondhout om de kluiver(s) aan te bevestigen. De kluiverboom wordt ook wel boegspriet genoemd, maar kan bij grote zeilschepen tevens de naam van het verlengstuk van de boegspriet zijn.
op of naast de steven liggend, naar voren uitstekend rondhout om de kluiver(s) aan te bevestigen. De kluiverboom wordt ook wel boegspriet genoemd, maar kan bij grote zeilschepen tevens de naam van het verlengstuk van de boegspriet zijn.
boord
scheepswand tussen kim en reling.
scheepswand tussen kim en reling.
schoot
touw waarmee de onderhoeken van zeilen gespannen worden gehouden, waardoor de voortstuwende kracht op de romp wordt overgebracht.
touw waarmee de onderhoeken van zeilen gespannen worden gehouden, waardoor de voortstuwende kracht op de romp wordt overgebracht.
scheerstrook
gang planken die tijdens de bouw als referentie dient voor de rompvorm en -indeling.
gang planken die tijdens de bouw als referentie dient voor de rompvorm en -indeling.
spanten
in de rompdoorsnedevorm uit delen opgebouwde ribben, die tezamen met binnen- en buitenkiel, stevenbalken, berghouten, wegerbalken en dekbalken het geraamte van de scheepsromp vormen.
in de rompdoorsnedevorm uit delen opgebouwde ribben, die tezamen met binnen- en buitenkiel, stevenbalken, berghouten, wegerbalken en dekbalken het geraamte van de scheepsromp vormen.
Buikstuk
deel van een spant. De gebogen delen, die de buik of romp van een schip vormen, heten ribben of spanten. Bij houten schepen bestaat een spant niet uit één stuk; de onderste en dikste delen heten buikstukken of vrangen; daarnaast aan weerszijden een sitter. De verlengstukken naar de boorden van het schip toe, heten oplangen (of oplangers).
deel van een spant. De gebogen delen, die de buik of romp van een schip vormen, heten ribben of spanten. Bij houten schepen bestaat een spant niet uit één stuk; de onderste en dikste delen heten buikstukken of vrangen; daarnaast aan weerszijden een sitter. De verlengstukken naar de boorden van het schip toe, heten oplangen (of oplangers).
stevenbalken
omhoog stekende balk aan voor- en achtereind van de kielbalk en daarmee verbonden; de huidbeplanking eindigt op de stevenbalken.
omhoog stekende balk aan voor- en achtereind van de kielbalk en daarmee verbonden; de huidbeplanking eindigt op de stevenbalken.
kielbalk
bodembalk over de hele lengte van het schip, fundament van het hele spantengestel. Zie ook Kiel en Stevenbalken.
bodembalk over de hele lengte van het schip, fundament van het hele spantengestel. Zie ook Kiel en Stevenbalken.
hakkebord
bovenspiegel, vlakwulf; kleine versierde spiegel aan de bovenkant van het achterschip. Ook wel het bovenste deel van de spiegel boven hekbalk en wulf dat de romp van achteren afsluit.
bovenspiegel, vlakwulf; kleine versierde spiegel aan de bovenkant van het achterschip. Ook wel het bovenste deel van de spiegel boven hekbalk en wulf dat de romp van achteren afsluit.
boeg
voorzijde van de romp.
voorzijde van de romp.
galjoen
[1] zeilschip met meerdere dekken en drie tot vier masten, voorzien van een voor de boeg uitstekend ondersteund dekje dat uiterlijke overeenkomst vertoont met de stootram van de Galjas; [2] voor de boeg uitstekende constructie met roosterdekje; vaak versierd met boegbeeld; van hier uit werden de zeilen van de boegspriet bediend; deed ook dienst als toilet.
[1] zeilschip met meerdere dekken en drie tot vier masten, voorzien van een voor de boeg uitstekend ondersteund dekje dat uiterlijke overeenkomst vertoont met de stootram van de Galjas; [2] voor de boeg uitstekende constructie met roosterdekje; vaak versierd met boegbeeld; van hier uit werden de zeilen van de boegspriet bediend; deed ook dienst als toilet.
steng
verlengstuk van de mast. Zie ook Bramsteng en Marssteng.
verlengstuk van de mast. Zie ook Bramsteng en Marssteng.
zalingen
twee langsscheepse balken ter weerszijde van de top van de ondermast, rustend op de hommer en de wangen en twee dwarsscheeps daarop ingelaten balken, het geheel als drager van de mars of als bevestigingspunten voor het want van de steng.
twee langsscheepse balken ter weerszijde van de top van de ondermast, rustend op de hommer en de wangen en twee dwarsscheeps daarop ingelaten balken, het geheel als drager van de mars of als bevestigingspunten voor het want van de steng.
mars
kraaienest: houten platform rond de top van de ondermast en soms ook van de marssteng, rustend op de zalingen, dat werkruimte biedt bij het aanslaan en bergen van de zeilen, spreiding geeft aan het want van de steng en als uitkijk- en verdedigingsstelling dient.
kraaienest: houten platform rond de top van de ondermast en soms ook van de marssteng, rustend op de zalingen, dat werkruimte biedt bij het aanslaan en bergen van de zeilen, spreiding geeft aan het want van de steng en als uitkijk- en verdedigingsstelling dient.
stevenbalken
omhoog stekende balk aan voor- en achtereind van de kielbalk en daarmee verbonden; de huidbeplanking eindigt op de stevenbalken.
omhoog stekende balk aan voor- en achtereind van de kielbalk en daarmee verbonden; de huidbeplanking eindigt op de stevenbalken.
berghouten
ook: berkhout, barghout, barckhout. Langsscheepse horizontale zware houten rand aan de zijkant van de romp ter versteviging van het langsverband en bescherming biedende. Grote schepen kunnen twee berghouten hebben; het boven- en benedenberghout.
ook: berkhout, barghout, barckhout. Langsscheepse horizontale zware houten rand aan de zijkant van de romp ter versteviging van het langsverband en bescherming biedende. Grote schepen kunnen twee berghouten hebben; het boven- en benedenberghout.
wegerbalken
langsscheepse zware planken- of balkengang
langsscheepse zware planken- of balkengang
hekbalk
horizontale dwarsscheepse balk, bevestigd aan de achterstevenbalk, basis voor de spiegel- en wulfconstructie.
horizontale dwarsscheepse balk, bevestigd aan de achterstevenbalk, basis voor de spiegel- en wulfconstructie.
rondhout
verzamelnaam voor masten, stengen en ra's.
verzamelnaam voor masten, stengen en ra's.
sprietzeil
vierkant zeil dat aan de bovenkant wordt uitgehouden met een spriet.
vierkant zeil dat aan de bovenkant wordt uitgehouden met een spriet.
Bos
in lengterichting doorboord balkje dat als spuigat dient. Zie ook Marmering.
in lengterichting doorboord balkje dat als spuigat dient. Zie ook Marmering.
Bramsteng
verlenging van de ondermast, gedragen door de marssteng.
verlenging van de ondermast, gedragen door de marssteng.
Marssteng
verlenging van de ondermast waaraan de marsra is bevestigd.
verlenging van de ondermast waaraan de marsra is bevestigd.
balkwegers
langsscheepse balkengang aan de binnenzijde van de spanten om de dekbalken te dragen.
langsscheepse balkengang aan de binnenzijde van de spanten om de dekbalken te dragen.
kielbalk
bodembalk over de hele lengte van het schip, fundament van het hele spantengestel. Zie ook Kiel en Stevenbalken.
bodembalk over de hele lengte van het schip, fundament van het hele spantengestel. Zie ook Kiel en Stevenbalken.
kielbalk
bodembalk over de hele lengte van het schip, fundament van het hele spantengestel. Zie ook Kiel en Stevenbalken.
bodembalk over de hele lengte van het schip, fundament van het hele spantengestel. Zie ook Kiel en Stevenbalken.
verdek
dek boven het overloopdek.
dek boven het overloopdek.
halfdek
soms kampanjedek: dek boven het verdek, lopend vanaf dicht achter de grote mast tot aan het hakkebord, al dan niet met enig hoogteverschil.
soms kampanjedek: dek boven het verdek, lopend vanaf dicht achter de grote mast tot aan het hakkebord, al dan niet met enig hoogteverschil.
kolderstok
ook Kanterstok. Stok door de bril (draaibare klos in het stuurplechtdek) voerend, waarmee de roerpen wordt bewogen.
ook Kanterstok. Stok door de bril (draaibare klos in het stuurplechtdek) voerend, waarmee de roerpen wordt bewogen.
roer
inrichting aan het achtereind van het schip waarmee dit in de gewenste richting kan worden gestuurd.
inrichting aan het achtereind van het schip waarmee dit in de gewenste richting kan worden gestuurd.
roerpen | ook Helmstok of Helmhout. Zie ook: Helmhout. |
romp | scheepslichaam zonder masten en tuigage. |
rondhout | verzamelnaam voor masten, stengen en ra's. |
rooster | met openingen uitgevoerd luik. |
ruim | deel van het schip waarin de lading wordt ondergebracht. |
rust | balk aan de buitenwand van het schip voor spreiding van de puttingijzers. |
rustlijn | zie Portuurlijn |
sampan | ook Champan, chiampan, siampan, tingang. Klein goed zeilend vaartuig met scherpe kiel. Het is een benaming voor verschillende scheepstypes uit Zuidoost Azië. |
schaarstokken | gang langsscheepse zware dekplanken ter weerszijde van de luikhoofden ter vergroting van het langsverband. |
schanddeksel, schandhout | zie Potdeksel |
schans, schansdek | Het gedeelte van het kampagnedek achter de stuurplecht tot aan de kajuit. |
schee | houten verdikking van de onder-voorzijde van de voorsteven teneinde de koersvastheid te vergroten, ook wel loze voorsteven genoemd; zie ook Voorscheen. |
scheenrand | lage reling van de mars. |
scheerstrook | gang planken die tijdens de bouw als referentie dient voor de rompvorm en -indeling. |
scheg | voor de voorsteven uitstekend deel waarop het galjoen is gebouwd. |
schild | wapenschild met monogram of wapen van de scheepseigenaar; ezelshoofd bevestigd op het voorste eind van de boegspriet, bedoeld voor de opsluiting van de kluiverboom of het kluifhout. |
schootklamp | doorvoeropening in het boord voor de schoot. |
schot | algemene benaming voor de dwarswanden in het schip. |
seizing | kort touw om zaken mee vast te zetten. |
sentlatten | ook senten of centen: verzameling buigzame latten, die om de spanten worden aangebracht om samen met de scheerstrook de rompvorm te bepalen en de spanten uit te stroken. De senten worden evenwijdig aan elkaar in de lengte van het schip aangebracht. Naar mate men het schip met planken bekleedt of opboeit, worden de senten weer weggenomen. |
sitter | zie Buikstuk. |
sjorring | zwaar touw om voorwerpen te verbinden. |
slemphout | opvulstukken tussen de stevenbalken en de kielbalk. |
slingerlijst | meervoudig gebogen horizontale lijst in het hakkehord, die basis is voor de contourbepaling van de zijgalerijen. |
sloep | aan boord van schepen de bijboot. De sloep werd door de VOC ook gebruikt voor de communicatie tussen vestigingen van de VOC. |
slooiknie | liggend kniestuk tussen boeg en galjoen ter verhoging van het zijdelingse verband van de constructie. |
slothout | houten balkje door de hiel van een steng, waarmee deze op de zalingen van het lagere mastdeel rust. |
soldatengat | opening tussen de marsbeplanking en de masttop. |
sommer | boom met rechte vorm, geschikt voor lange rechte delen. |
spanten | in de rompdoorsnedevorm uit delen opgebouwde ribben, die tezamen met binnen- en buitenkiel, stevenbalken, berghouten, wegerbalken en dekbalken het geraamte van de scheepsromp vormen. |
spiegel | halfronde achterste afsluiting van het schip onder de hekbalk. |
spil, kaapstander, windas | werktuig bestaande uit een verticale as voorzien van klampen, die met behulp van spaken of windbomen kan worden gedraaid om door middel van om de klampen gevoerd touw zware lasten te hijsen of verplaatsen. |
spriet | rondhout, draaibaar onder aan de mast bevestigd en schuin naar boven gericht, om een sprietzeil uit te houden. |
spuigat | uitwatering, zie Bos |
stag | zwaar touw dat de mast of steng in de scheepslengterichting vertuit. |
stagkraag | grote lus waarmee de stag om de mast- of stengtop ligt. |
stapelblok | stapel: enkele op elkaar gestapelde zware houten blokken, waarvan de bovenste twee wigvormig zijn uitgevoerd; het schip wordt gebouwd op een rij stapelblokken op de bedding. |
steenstuk | gietijzeren kanon waarmee stenen kogels of schroot wordt afgeschoten. |
steng | verlengstuk van de mast. Zie ook Bramsteng en Marssteng. |
steunder | verticaal verstevigingsstuk tegen de binnenzijde van de scheepsromp met uitsparingen voor de balkwegers van verschillende dekken. |
stevenbalken | omhoog stekende balk aan voor- en achtereind van de kielbalk en daarmee verbonden; de huidbeplanking eindigt op de stevenbalken. |
stevenknie | kniestuk waarmee de verbinding tussen steven en kielbalk wordt versterkt. |
strook | deklijn van opzij gezien. |
stut | ondersteunende balk; bovenste spantstukken. |
stuurboord | rechter zijde van het schip, van achteraf gezien. |
stuurlast | het achter dieper in het water liggen dan bij de boeg teneinde het effect van het roer te vergroten en de bezeildheid te bevorderen. |
stuurplecht | afgeschoten gedeelte van het verdek of halfdek waar zich de kolderstok of het stuurwiel en het nachthuis met de kompassen bevinden. |
stuurwiel | spaakvormig wiel, verbonden met een trommel waarover het bedieningstouw van het roer is gevoerd. |
takel | inrichting om zware lasten te verplaatsen, bestaande uit één of meer aan een vast punt bevestigde katrollen die via de loper met één of meer katrollen aan de last zijn verbonden. |
tap | metalen klos aan weerszijden van een kanon waarmee dit in het rolpaard lag. |
Als basis voor de woordenlijsten hebben onderstaande
bronnen gediend: - Brug, P.H. van der, 1994. - Malaria en malaise : de VOC in Batavia in de achttiende eeuw. - Haalmeijer, H. en Vuik, D., 2002. - Fluiten, katten en fregatten - de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, 1602-1798. - Kamer, H.N., 1995. - Het VOC-retourschip : een panorama van de 17de- en 18e-eeuwse Nederlandse scheepsbouw. - Stapel, F.W., 1927 - Pieter van Dam's beschrijvinghe van de Oostindische Compagnie, eerste boek, deel 1. - Wagenaar, L., 1994. - Galle, VOC-vestiging in Ceylon. |